Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de door eiser gestelde arrestatie en gevangenhouding door de veiligheidsdienst vanwege zijn lidmaatschap van de Umma partij niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
Verweerder heeft zich in de besluitvorming deugdelijk gemotiveerd en niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij, vanwege zijn lidmaatschap van de Umma partij of de door hem ondernomen activiteiten in Sudan, bekend was bij de Sudanese autoriteiten, dan wel bij hen bekend stond als politiek activist voor de Umma partij.
Voorts heeft verweerder zich in de besluitvorming en in het verweerschrift deugdelijk gemotiveerd en niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser met zijn verklaringen niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom de veiligheidsdienst op 10 september 2016 in zijn winkel is langsgekomen, waardoor verweerder niet geloofwaardig heeft bevonden dat de veiligheidsdienst bij eiser langs ging vanwege zijn lidmaatschap van de Umma partij.
Het betoog van eiser, dat het op de weg van verweerder had gelegen eiser hieromtrent meer en specifieker te bevragen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het aan eiser is om zijn vluchtmotieven naar voren te brengen. Uit het rapport van het nader gehoor blijkt dat de gehoormedewerker eiser hiertoe in de gelegenheid heeft gesteld en dat bovendien gerichte vragen aan eiser zijn gesteld over de achterliggende reden van het bezoek van de veiligheidsdienst op 10 september 2016 en zijn arrestatie. Dat eiser eerst in zijn zienswijze aanvullende verklaringen op dit punt heeft gegeven, heeft verweerder onvoldoende mogen achten. Verweerder heeft zich bovendien in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd en terecht op het standpunt gesteld dat de verklaringen uit de zienswijze niet overeenkomen met de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor.
Verder heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het bevreemding wekt dat eiser de tas met daarin het opgehaalde geldbedrag en de agenda van de Umma partij waar de gegevens van de donateurs in stonden, in zijn winkel enkel verborg onder een tafel of onder kartonnen dozen. Verweerder heeft kunnen overwegen dat niet wordt ingezien dat eiser, gelet op de inhoud daarvan, niet voorzichtiger met deze tas omging. Voorts heeft verweerder zich in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd en terecht op het standpunt gesteld dat de aanvullende verklaringen uit de zienswijze die eiser op dit punt heeft gegeven, tegenstrijdig zijn met de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor.
Eiser heeft de gelegenheid gehad correcties en aanvullingen op het rapport van het nader gehoor in te dienen, maar heeft dit ten aanzien van zijn verklaringen omtrent de tas niet gedaan. Verweerder heeft de nieuwe verklaringen van eiser uit de zienswijze derhalve niet hoeven volgen.