ECLI:NL:RBDHA:2020:8177
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.L.M. Vreeswijk, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door M.L. Steeksma-Valente. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering per 1 juli 2019, zoals vastgesteld in het primaire besluit van 27 juni 2019. De rechtbank oordeelde dat de Uwv terecht had geconcludeerd dat er geen medisch objectiveerbare redenen waren voor het aannemen van meer beperkingen en dat eiseres weer geschikt was voor haar arbeid. De rechtbank baseerde haar oordeel op de rapporten van de verzekeringsartsen, die zorgvuldig tot stand waren gekomen en geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres had aangevoerd dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten, waaronder vermoeidheid en slaapproblemen, en dat er geen adequate urenbeperking was vastgesteld. De rechtbank oordeelde echter dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat de Uwv de beperkingen van eiseres in voldoende mate had vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt.