In deze zaak heeft eiser op 26 februari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 1 augustus 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 15 mei 2020 een verweerschrift ingediend. Door de coronamaatregelen heeft de rechtbank de behandeling van de zaak enige tijd aangehouden. Na versoepeling van deze maatregelen is de behandeling hervat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder uiterlijk op 31 januari 2020 had moeten beslissen op de aanvraag. Eiser heeft verweerder op 10 februari 2020 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken na dat gehoor een besluit op de aanvraag bekend te maken, met een uiterste termijn van zestien weken na de uitspraak. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 262,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L.L. van den Akker, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal dat alsnog gebeuren zodra mogelijk.