ECLI:NL:RBDHA:2020:8290
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met Alzheimer dementie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1940, die lijdt aan Alzheimer dementie. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 4 augustus 2020, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden te verkrijgen op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt was op dat moment opgenomen in een zorginstelling en had aanvankelijk vrijwillig ingestemd met de opname.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de cliënt gepleit voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de cliënt geen verzet toont tegen de opname, maar enkel verbaal aangeeft naar huis te willen. De arts die de cliënt had onderzocht, bevestigde dat het goed ging met haar en dat zij zich op haar plek voelde in de accommodatie. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
De rechtbank oordeelde dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, maar dat het enkele feit dat de cliënt aangeeft naar huis te willen, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van verzet in de zin van de wet. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot machtiging afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter A.C.J. van Dooijeweert, bijgestaan door griffier S.A. van Schaik-van Dommelen, en is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2020. Tegen deze beschikking staat cassatie open.