ECLI:NL:RBDHA:2020:8314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.8714
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Chinese eiseres met betrekking tot bekering tot de Church of the Almighty God

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Chinese eiseres die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van de bekering van eiseres tot de Church of the Almighty God (CAG) in twijfel trok. Eiseres stelde dat zij in China te vrezen heeft voor de autoriteiten vanwege haar bekering tot de CAG, een religieuze beweging die in China als een sekte wordt beschouwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich ten onrechte heeft gebaseerd op een oud ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken en dat de nieuwe informatie uit het ambtsbericht van 1 juli 2020 niet in de beoordeling is meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de tegenwerpingen van de staatssecretaris, die de geloofwaardigheid van eiseres in twijfel trokken, niet langer stand konden houden in het licht van het nieuwe ambtsbericht. Dit ambtsbericht gaf aan dat veel leden van de CAG de naam van een belangrijke figuur binnen de beweging niet kennen en dat de eerdere negatieve berichtgeving over de CAG afkomstig was van desinformatie verspreid door de Chinese autoriteiten.

De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag van eiseres. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.050,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.8714

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. M.A.M. Janssen en mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopBij besluit van 17 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen G.S. Nie. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.H.H.P.M. Kelderman.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1972 en bezit de Chinese nationaliteit.
2. Kort weergegeven heeft eiseres aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in China te vrezen heeft voor de autoriteiten vanwege haar bekering tot de
Church of the Almighty God(hierna: CAG, ook wel bekend als
Quanneng Shenof
Church of Eastern Lightning).
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder stelt zich op het standpunt dat het niet geloofwaardig is dat eiseres is bekeerd tot de CAG en dat het daarmee ook niet geloofwaardig is dat zij ten gevolge van haar bekering in China problemen heeft ondervonden.
4. Op wat eiseres daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Allereerst voert eiseres aan dat verweerder zich ten onrechte heeft gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake China van 19 februari 2018 omdat moet worden getwijfeld aan de inhoudelijke juistheid daarvan. Daarbij wijst eiseres op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats
’s-Hertogenbosch, van 20 december 2018 (ECLI:NL:RBOBR:2018:6415) en op het verschijnen van het nieuwe algemeen ambtsbericht inzake China van 1 juli 2020.
6. Verweerder heeft aan eiseres tegengeworpen dat zij ondanks haar gestelde lidmaatschap van de CAG van zeven jaar niet weet dat Jezus Christus volgens de CAG is gereïncarneerd in de Chinese vrouw Yang Xiangbin. Ook heeft verweerder aan eiseres tegengeworpen dat het vreemd is dat zij volgens haar verklaringen alleen zou evangeliseren in haar eigen omgeving, nu de CAG juist bekend staat als een gemeenschap die op dwingende wijze naar buiten treedt om mensen te bekeren.
7. De rechtbank is op grond van artikel 83, eerste lid, van de Vw gehouden om de inhoud van het ambtsbericht van 1 juli 2020 bij de beoordeling van het beroep te betrekken. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de hiervoor onder 6. benoemde tegenwerpingen gelet op dit ambtsbericht niet langer staande worden gehouden. Uit bladzijde 45 van dit ambtsbericht blijkt dat de meeste leden van de CAG de naam van Yang Xiangbin niet kennen. Uit bladzijde 46 van dit ambtsbericht blijkt dat de eerdere berichtgeving, dat de CAG mensen op gewelddadige wijze bekeert, afkomstig is van desinformatie die is verspreid door de Chinese autoriteiten en dat er juist veel bekeringen tot de CAG plaatsvinden in familiekring.
8. Verder heeft verweerder ongeloofwaardig geacht dat eiseres een leidinggevende rol binnen de CAG heeft vervuld en heeft verweerder in dat verband aan haar tegengeworpen dat het niet aannemelijk is dat zij in de negatieve aandacht van de Chinese autoriteiten staat, omdat deze negatieve aandacht voor leden van een verboden geloofsgemeenschap voornamelijk uitgaat naar leiders. Ook heeft verweerder aan eiseres tegengeworpen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de negatieve aandacht van de Chinese autoriteiten staat om de enkele reden dat zij te zien is in YouTube-filmpjes over de CAG.
9. Ook deze tegenwerpingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet staande worden gehouden gelet op het ambtsbericht van 1 juli 2020. Uit bladzijde 43 van dit ambtsbericht blijkt dat er geen eenduidig antwoord kan worden gegeven op de vraag of leiders van een verboden geloofsgemeenschap (
Xie Jiao) zwaarder worden gestraft dan andere leden en dat het kan voorkomen dat in sommige gevallen een lid zwaarder wordt gestraft dan een leider. Uit bladzijde 39 van dit ambtsbericht blijkt dat buitenlandse sociale media door de Chinese overheid worden gemonitord. Dit wordt overigens nog bevestigd door de door eiseres overgelegde ambtelijke nota van het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal van verweerder van 17 december 2019.
10. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Daarmee is het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond. De rechtbank acht het niet opportuun om nog in te gaan op de overige geschilpunten in deze zaak. Verweerder zal worden opgedragen om opnieuw op de asielaanvraag van eiseres te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Het ligt namelijk in de eerste plaats op de weg van verweerder om een beoordeling van de geloofwaardigheid en van de zwaarwegendheid van het asielrelaas te verrichten tegen de actuele situatie in het land van herkomst.
11. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.050,- bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres;
 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 1.050,- (duizendvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.