In deze zaak heeft eiseres op 22 april 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 30 augustus 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 11 mei 2020 een verweerschrift ingediend. Door de coronamaatregelen heeft de rechtbank de behandeling van de zaak enige tijd aangehouden. Na versoepeling van deze maatregelen is de behandeling hervat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn is verstreken en dat de ingebrekestelling van eiseres op 2 april 2020 geldig is. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft overwogen dat, ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken na dat gehoor een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 262,50.
De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, en is bekendgemaakt op 28 augustus 2020. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.