In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 1 juli 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep bij de rechtbank op 15 juni 2020. Op 13 juli 2020 heeft de staatssecretaris alsnog een beslissing genomen op de aanvraag, waarna het beroep op 15 juli 2020 is ingetrokken. Tegelijkertijd heeft eiser verzocht om een proceskostenveroordeling tegen de staatssecretaris, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De staatssecretaris heeft op 29 juli 2020 aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 262,50.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep terecht is ingetrokken omdat de staatssecretaris aan de verzoeker tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft vervolgens het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen, waarbij de kosten zijn vastgesteld op € 262,50, in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier N. Joacim. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.