ECLI:NL:RBDHA:2020:8573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
09/827484-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met noodweerexces en vrijspraak voor poging tot zware mishandeling

Op 1 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en poging tot zware mishandeling van een slachtoffer op 16 augustus 2017 in 's-Gravenhage. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en het slachtoffer elkaar in een café hebben ontmoet en later naar het huis van het slachtoffer zijn gegaan, waar een ruzie ontstond. De verdachte werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door de keel van het slachtoffer dicht te knijpen en hem te slaan. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling. De verklaringen van het slachtoffer waren inconsistent en er was geen ondersteunend letsel dat de verwurging bevestigde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, maar oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling, omdat hij het slachtoffer meermalen had geslagen en gestompt, wat leidde tot letsel. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich had verdedigd tegen een wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer, maar dat zijn reactie buitenproportioneel was. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uur, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827484-17
Datum uitspraak: 1 september 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van:
- 26 maart 2019 (pro forma);
- 3 juli 2019 (pro forma);
- 17 maart 2020 (pro forma);
- 18 augustus 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.J. Ros en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.M. Mokveld naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 augustus 2017 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en/of (vervolgens) met beide handen, althans met één hand, (met kracht) de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden en/of de mond van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 augustus 2017 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door bovenop die [slachtoffer] te gaan zitten en/of (vervolgens) met beide handen, althans met één hand, (met kracht) de keel/hals van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden en/of de mond van die [slachtoffer] dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden;
2.
hij op of omstreeks 16 augustus 2017 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door een of meermalen (met kracht) met de vuist en/of hand op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] te stompen en/of te slaan.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte en [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) – het latere slachtoffer – hebben elkaar op de avond van 15 augustus 2017 dan wel in de nacht van 15 augustus 2017 op 16 augustus 2017 ontmoet in Café [naam café] in Den Haag. Op een gegeven moment hebben zij gezamenlijk het café verlaten en zijn zij met een taxi naar het huis van [slachtoffer] gereden. In het huis zijn de verdachte en [slachtoffer] tot op zekere hoogte intiem geweest, doch op een moment is ruzie ontstaan tussen hen. Nadat buurtgenoten de politie hadden gealarmeerd heeft de politie de verdachte in de woning aangetroffen terwijl [slachtoffer] gewond en buiten bewustzijn in de woning lag.
De verdachte wordt – zakelijk weergegeven – verweten dat hij heeft getracht [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door bovenop [slachtoffer] te gaan zitten, hem met één of twee handen de keel dicht te knijpen en hem de mond dicht te drukken (feit 1 primair). Die gedragingen zijn subsidiair ten laste gelegd als mishandeling (feit 1 subsidiair). Tot slot wordt verdachte verweten dat hij [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meerdere malen te slaan en/of te stompen (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Daartoe is ten aanzien van feit 1 (primair en subsidiair) aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op [slachtoffer] is gaan zitten, hem de keel heeft dichtgeknepen en/of hem de mond heeft dichtgedrukt. Voorts is ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde aangevoerd dat geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van feit 2 is primair aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [slachtoffer] door de verdachte meermalen (met kracht) is geslagen en/of gestompt tegen hoofd en lichaam. Subsidiair – als dat wel bewezen wordt verklaard – beroept de verdachte zich op noodweer. Meer subsidiair – indien de rechtbank het handelen van de verdachte buitenproportioneel acht – doet de verdachte een beroep op noodweerexces.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Op 16 augustus 2017 omstreeks 01:21 uur zijn verbalisanten naar het adres [adres 2] te Den Haag gestuurd, omdat daar een ruzie gaande zou zijn. Omstreeks 01:28 uur kwamen de verbalisanten ter plaatse en werd voor hen door iemand toegang verleend tot het trappenhuis. Daarop zijn zij naar de bovenste verdieping gegaan alwaar de woning gelegen was. Nadat de politie had aangebeld en gemaand de voordeur van de woning te openen werd de deur door een man open gemaakt. Dit bleek later de verdachte te zijn. De verdachte zei direct en ongevraagd tegen hen “Ik ben biseksueel”. De verbalisanten zagen dat er een rode, op bloed gelijkende substantie aan de handpalmen van de verdachte zat. In de woonkamer werd een geheel ontblote man aangetroffen die op de grond lag. Dit bleek later [slachtoffer] te zijn. [slachtoffer] was buiten bewustzijn, zijn gezicht was opgezwollen, rood en bebloed. Daarop is de verdachte aangehouden. [2]
Uit de geneeskundige verklaring volgt dat [slachtoffer] een blauw oog had, aan de neus een bloeduitstorting/kneuzing, aan de wang een kneuzing en meerdere kneuzingen over zijn gehele lichaam. [slachtoffer] had storingen in het bewustzijn. [3] Bij het eerste verhoor van [slachtoffer] in het ziekenhuis zag een verbalisant bij [slachtoffer] diverse verwondingen aan zijn gelaat en lichaam. Hij had opgezwollen lippen, een krasvormige verwonding aan zijn kin, een zwelling aan het linkeroor, een opgezwollen linkerzijde van het gelaat en krasvormige verwondingen aan zijn linkerwang. Rondom en boven de linkeroogkas zaten zwellingen, zijn rechterwang was rood en de rechterzijde van zijn rechteroog was bloeddoorlopen. Op de rechterzijde van de borst zaten bloedvegen en verwondingen in de vorm van gescheurde huid. Op de rechterbovenarm zaten drie rondvormige hematomen op de biceps. Op de rechteronderarm zaten twee langwerpige krassen waarbij de huid losgekomen was. Aan de linkerzijde van de romp zat een langwerpige kras waarbij huid losgekomen was. [slachtoffer] had een hematoom aan de rechterelleboog en een hematoom aan de linkerzijde van de romp, onder de oksel. [4]
[slachtoffer] heeft onder meer verklaard dat hij last had van zijn nek en zijn ribben aan de rechterkant. Ook zijn gezicht deed pijn aan de rechterkant. De linkerkant van zijn gezicht was blauw en opgezwollen. [5]
Door een buurtbewoner zijn geluidsopnames gemaakt van geschreeuw dat buiten te horen was, komende uit de woning van [slachtoffer] . Een verbalisant heeft die geluidsopnames uitgeluisterd en geverbaliseerd dat een oudere en een jongere stem te horen waren. Er werd onder meer gezegd:
- jongere stem: “Ik probeer de lengte van je fucking dick”;
- oudere stem: “Ja [
onverstaanbaar]”;
- jongere stem wat ga je, ja ja wat ja
- oudere stem: “Politie”;
- [
Niet door de verbalisant aangegeven stem:] “Wat ga je doen, als de politie jou vraagt wie er is geweest, dat is een of andere kanker Marokkaan geweest he ja”
Vervolgens volgen twee kletsende geluiden die klinken alsof er huid op huid wordt geslagen. Daarop gaan de stemmen als volgt verder:
- jongere stem: "Ja, het was één of andere kanker Marokkaan”
- jongere stem: [
onverstaanbaar] “fucking kanker flikker. Ik heb jou zo fucking vaak gezegd zeg maar gewoon dat ik jouw bitch moet zijn he fucking SOA”
- [
Niet door de verbalisant aangegeven stem:] “Ik ben zo fucked up ga maar hier liggen man”. [6]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de woning van [slachtoffer] met hem gezoend had. Op enig moment was [slachtoffer] naakt. Vervolgens is de verdachte naar de wc gegaan en heeft daar besloten dat hij naar huis wilde gaan. De verdachte heeft verklaard dat hij naakt was en niet wist in welke buurt hij was. Terug in de woonkamer aangekomen pakte [slachtoffer] hem bij zijn hand beet en probeerde hem bij zijn penis te pakken toen de verdachte zei dat hij naar huis zou gaan. Ondanks dat de verdachte hem meermalen vroeg los te laten deed [slachtoffer] dat niet. De verdachte heeft toen [slachtoffer] met zijn vuist geslagen. Er ontstond een worsteling en ze gingen gezamenlijk naar de grond. Over zijn handelen heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] van zich heeft afgeslagen. [7] Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat de jongere stem op de geluidsopname wel van hem moet zijn geweest. [8]
Keel dichtknijpen en/of mond dichtdrukken
De rechtbank ziet zich ten eerste gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op [slachtoffer] is gaan zitten en vervolgens hem de keel/hals heeft dichtgeknepen (gehouden) met zijn hand(en) en/of hem de mond heeft dichtgedrukt (gehouden). Met andere woorden: of de verdachte, terwijl hij op [slachtoffer] zat, heeft getracht [slachtoffer] te verwurgen. Voorts ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de verdachte opzet had daardoor zwaar lichamelijk letsel toe te brengen bij [slachtoffer] dan wel dat hij [slachtoffer] daardoor heeft mishandeld. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] wisselend heeft verklaard over een vermoedelijke verwurging door de verdachte. Bij zijn eerste verklaring op 16 augustus 2017 omstreeks 03:10 uur – toen [slachtoffer] zich op de spoedeisende hulp bevond van het Medisch Centrum Haaglanden – heeft hij verklaard dat er ineens een arm om zijn nek zat en dat hij werd gewurgd. Voorts verklaarde hij dat hij uit wanhoop met zijn gegipste arm naar achteren had geslagen. De rechtbank concludeert dat [slachtoffer] in deze verklaring de verdachte achter hem plaatst en dat [slachtoffer] hier verklaart dat de verdachte getracht zou hebben hem vanuit die positie met een arm de nek te verwurgen (hierna: lezing 1). Daarentegen heeft [slachtoffer] om 09:15 uur die dag verklaard dat de verdachte hem de strot aan het dichtknijpen was. [slachtoffer] lag toen op de grond en de verdachte zat op zijn borst. De verdachte drukte de mond van [slachtoffer] dicht en probeerde hem te verwurgen. Of de verdachte dat met één of twee handen deed wist [slachtoffer] niet. Naar het oordeel van de rechtbank plaatst [slachtoffer] in deze verklaring de verdachte voor zich en zou de verwurging met één of twee handen dichtdrukken van de keel/hals hebben plaatsgevonden (hierna: lezing 2).
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een arm om de nek van [slachtoffer] heeft gedaan en dat hij toen achter [slachtoffer] stond. Dat was een ‘defensieve’ houdgreep, aldus de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt lezing 2 geen steun in het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel. Bij een dergelijk dichtknijpen van de keel/hals middels één of twee handen zijn striemen aan de keel/nek te verwachten indien die handeling dermate krachtig was dat dit tot verstoring van de ademhaling leidde, zoals [slachtoffer] heeft verklaard. Zulke striemen zijn echter niet bij [slachtoffer] waargenomen. Het ontbreken van dergelijk ondersteunend letsel rechtvaardigt in het algemeen niet direct de conclusie dat een dergelijke verwurging niet kan hebben plaatsgevonden, maar het weegt wel mee in de beoordeling van de toedracht. Dat op de bandopname ‘gorgelende geluiden’ te horen zouden zijn, is eveneens onvoldoende om de lezing van gebeurtenissen te ondersteunen. Verder overweegt de rechtbank dat in het dossier en het verhandelde ter zitting evenmin aanknopingspunten te vinden zijn die de verklaring van [slachtoffer] dat zijn mond werd dichtgedrukt, ondersteunen. Daarmee ontbreekt enige steun voor lezing 2 van [slachtoffer] terwijl lezing 1 steun vindt in de verklaring van de verdachte. Omdat enkel de feitelijke handelingen behorende bij lezing 2 ten laste zijn gelegd voor feit 1, zowel primair (poging toebrengen zware mishandeling) als subsidiair (mishandeling), zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken voor hetgeen hem onder feit 1 ten laste is gelegd.
Aan vragen omtrent opzet op zwaar lichamelijk letsel en/of het toebrengen van pijn en/of letsel komt de rechtbank ten aanzien van feit 1 daarom niet toe.
Slaan en/of stompen?
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of de verdachte [slachtoffer] (meermalen) heeft geslagen en/of gestompt en of hij daarmee pijn en/of letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt. Daartoe overweegt zij het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voorgaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer] meermalen heeft gestompt en geslagen, en dat dit heeft geleid tot pijn en letsel bij [slachtoffer] . De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] van zich heeft afgeslagen met zijn vuist. [slachtoffer] had blijkens de bewijsmiddelen over zijn gehele lichaam kneuzingen en pijn. Naar het oordeel van de rechtbank waren de letsels bij [slachtoffer] dermate omvangrijk en van dien aard dat deze niet enkel tijdens een worsteling, al dan niet gecombineerd met een val, kunnen zijn veroorzaakt. Voorts past het letsel van [slachtoffer] bij meermalen slaan en/of stompen.
Noodweer / noodweerexces?
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of de verdachte een geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt. Daartoe overweegt zij het volgende.
Voor zowel een geslaagd beroep op noodweer als op noodweerexces is vereist dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waar een noodzakelijke verdediging door de verdachte geboden was. De rechtbank kan de lezing van de verdachte – dat hij niet meer durfde en naar huis wilde, en dat [slachtoffer] hem vervolgens beet pakte en trachtte hem te beletten de woning te verlaten – niet uitsluiten. De verklaring van de verdachte daaromtrent wordt niet door de bewijsmiddelen uitgesloten. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zich de aanleiding van het geweld niet kan herinneren, maar de rechtbank is zich ook bewust dat het ook kan zijn dat [slachtoffer] er voor kiest om daarover niet te verklaren omdat – in lijn met de verklaring van de verdachte – zijn gedrag wellicht de aanleiding was voor het geweld van de verdachte. Dat maakt dat de rechtbank niet anders kan dan uit te gaan van de lezing van de verdachte en daarmee van de situatie dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijk aanranding door [slachtoffer] jegens de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank mocht de verdachte zich daar ook tegen verdedigen. Echter, anders dan de verdediging heeft gesteld is de rechtbank van oordeel dat gelet op de omvang en aard van het letsel van [slachtoffer] de verdachte buitenproportioneel heeft gehandeld. Hij heeft [slachtoffer] immers meermalen geslagen en/of gestompt terwijl [slachtoffer] volgens de verdachte hem enkel beetpakte en trachtte hem bij zijn geslachtsdeel beet te pakken. Daarmee voldeed de verdachte niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit die aan de noodzakelijke verdediging worden gesteld. In zoverre kan de verdachte zich niet beroepen op noodweer.
Indien, in een situatie waarin sprake was van ogenblikkelijke, wederrechtelijk aanranding, het handelen van de verdachte niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldeed en daarmee de grenzen van een noodzakelijke verdediging dus zijn overschreden, een beroep op noodweerexces wordt gedaan, kan dat beroep slechts slagen als de overschrijding het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt. De overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging moet het
onmiddellijk gevolggeweest zijn van de hevige gemoedsbeweging terwijl die gemoedsbeweging op haar beurt weer het gevolg moet zijn van de aanranding.
Niet geheel hoeft te zijn uitgesloten dat andere factoren mede hebben bijgedragen aan het ontstaan van die gemoedsbeweging.
Ter zitting is van de zijde van de verdediging aangegeven dat bij de verdachte sprake was van angst en paniek. De rechtbank begrijpt het verweer van de verdediging aldus dat de verdachte gedurende zijn verblijf in de woning van [slachtoffer] angstig werd, nadat hij de reikwijdte en de gevolgen van zijn homoseksuele ontmoeting met [slachtoffer] plotseling overzag. De verdachte wilde vertrekken, maar werd door [slachtoffer] tegengehouden, waarop de paniek omtrent de situatie toenam. Hierop heeft de verdachte zich (disproportioneel) verdedigd.
De rechtbank overweegt dat de verdachte op de geluidsopname, terwijl hij [slachtoffer] slaat, [slachtoffer] onder meer toespreekt met: “wat ga je doen als de politie vraagt wie er is geweest (…) dat het een of andere kanker Marokkaan is geweest ja, (…) een of andere kanker Marokkaan.” en “Ik ben zo fucked up ga maar hier liggen man”. Dergelijke uitlatingen passen naar het oordeel van de rechtbank niet bij een situatie waarin de verdachte handelde vanuit een hevige gemoedsbeweging. Integendeel, de verdachte lijkt hier, tijdens de mishandeling, doelbewust en rationeel te handelen. Hij tracht de sporen van zijn daad uit te wissen door het slachtoffer opdracht te geven een ander, “een of andere kanker Marokkaan”, de schuld te geven. Van enige angst of paniek lijkt hier verder geen sprake.
Het beroep op noodweerexces faalt.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen met een vuist tegen diens hoofd en lichaam te slaan en/of te stompen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
2.
hij op 16 augustus 2017 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen (met kracht) met de vuist en/of hand tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] te stompen en/of te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot het beroep op noodweer, is het bewezenverklaarde volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot het beroep op noodweerexces is de verdachte eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en
- een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat maximaal een (voorwaardelijke) taakstraf of geldboete dient te worden opgelegd. Daartoe is met name aangevoerd dat geen sprake is van recidive en dat het feit situationeel is bepaald. Blijkens het reclasseringsrapport zijn er geen zorgelijke persoonlijke omstandigheden, en geven volgens de verdediging de persoonlijke omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn met zes maanden reden om geen gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling. Hij heeft het slachtoffer in diens eigen woning meermalen geslagen en/of gestompt, nadat zij kort daarvoor hadden gezoend en zich (deels) hadden ontkleed. De verdachte handelde uit eerder ontstane boosheid en frustratie (veroorzaakt omdat hij zich had bedacht over de homoseksuele ontmoeting met het slachtoffer), nadat het slachtoffer hem beetpakte om hem te beletten de woning te verlaten toen de verdachte had medegedeeld naar huis te willen gaan. Hoewel de verdachte zich mocht verdedigen tegen dit beetpakken door het slachtoffer is hij daarbij echter verwijtbaar te ver gegaan met de geweldshandelingen. De verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte gedateerd 22 juli 2020. Daaruit blijkt dat de verdachte niet voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een advies van Reclassering Nederland van 14 juni 2019, opgesteld door reclasseringswerker [naam reclasseringsmedewerker] . Daaruit volgt dat de reclassering geen noodzaak dan wel aanleiding ziet tot advisering van oplegging van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Voor vergelijkbare mishandelingen geldt als uitgangspunt een taakstraf, omdat het feit kan worden aangemerkt als “huiselijk geweld’ waarvoor in beginsel geen geldboete wordt opgelegd. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het gegeven dat de mishandeling op 16 augustus 2017 heeft plaatsgevonden, dat het onderzoek vanaf 11 oktober 2017 gereed is geweest voor inhoudelijke behandeling van de zaak, terwijl het tijdsverloop tot aan de terechtzitting van 18 augustus 2020 niet (geheel) aan de verdachte is te wijten. Voornoemd tijdsverloop geeft de rechtbank aanleiding om – anders dan bij een tijdige behandeling van de strafzaak – geen onvoorwaardelijk strafdeel op te leggen langer dan de tijd reeds in voorlopige hechtenis doorgebracht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 30 uur, met aftrek van de tijd die de verdacht in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is. .

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 5 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt naar voren gebracht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 5 genummerde voorwerpen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikel 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de duur van 30 uur;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) urente verrichten taakstraf resteert.;
gelast de teruggave aan de verdachtevan de op de beslaglijst onder 1 tot en met 5 genummerde voorwerpen, te weten:
#1: een paar witte Nike schoenen;
#2: een blauwe jas;
#3: een grijs shirt;
#4: een zwart Polo shirt;
#5: een blauwe spijkerbroek.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M.F. Holtrop, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 september 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017232750, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, districtsrecherche Den Haag-West , met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 147).
2.Proces-verbaal van aanhouding, p. 16 en 17.
3.Geschrift, te weten geneeskundige verklaring, p. 99.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 67.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 37.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 81
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 28
8.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 augustus 2020.