3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Op 16 augustus 2017 omstreeks 01:21 uur zijn verbalisanten naar het adres [adres 2] te Den Haag gestuurd, omdat daar een ruzie gaande zou zijn. Omstreeks 01:28 uur kwamen de verbalisanten ter plaatse en werd voor hen door iemand toegang verleend tot het trappenhuis. Daarop zijn zij naar de bovenste verdieping gegaan alwaar de woning gelegen was. Nadat de politie had aangebeld en gemaand de voordeur van de woning te openen werd de deur door een man open gemaakt. Dit bleek later de verdachte te zijn. De verdachte zei direct en ongevraagd tegen hen “Ik ben biseksueel”. De verbalisanten zagen dat er een rode, op bloed gelijkende substantie aan de handpalmen van de verdachte zat. In de woonkamer werd een geheel ontblote man aangetroffen die op de grond lag. Dit bleek later [slachtoffer] te zijn. [slachtoffer] was buiten bewustzijn, zijn gezicht was opgezwollen, rood en bebloed. Daarop is de verdachte aangehouden.
Uit de geneeskundige verklaring volgt dat [slachtoffer] een blauw oog had, aan de neus een bloeduitstorting/kneuzing, aan de wang een kneuzing en meerdere kneuzingen over zijn gehele lichaam. [slachtoffer] had storingen in het bewustzijn.Bij het eerste verhoor van [slachtoffer] in het ziekenhuis zag een verbalisant bij [slachtoffer] diverse verwondingen aan zijn gelaat en lichaam. Hij had opgezwollen lippen, een krasvormige verwonding aan zijn kin, een zwelling aan het linkeroor, een opgezwollen linkerzijde van het gelaat en krasvormige verwondingen aan zijn linkerwang. Rondom en boven de linkeroogkas zaten zwellingen, zijn rechterwang was rood en de rechterzijde van zijn rechteroog was bloeddoorlopen. Op de rechterzijde van de borst zaten bloedvegen en verwondingen in de vorm van gescheurde huid. Op de rechterbovenarm zaten drie rondvormige hematomen op de biceps. Op de rechteronderarm zaten twee langwerpige krassen waarbij de huid losgekomen was. Aan de linkerzijde van de romp zat een langwerpige kras waarbij huid losgekomen was. [slachtoffer] had een hematoom aan de rechterelleboog en een hematoom aan de linkerzijde van de romp, onder de oksel.
[slachtoffer] heeft onder meer verklaard dat hij last had van zijn nek en zijn ribben aan de rechterkant. Ook zijn gezicht deed pijn aan de rechterkant. De linkerkant van zijn gezicht was blauw en opgezwollen.
Door een buurtbewoner zijn geluidsopnames gemaakt van geschreeuw dat buiten te horen was, komende uit de woning van [slachtoffer] . Een verbalisant heeft die geluidsopnames uitgeluisterd en geverbaliseerd dat een oudere en een jongere stem te horen waren. Er werd onder meer gezegd:
- jongere stem: “Ik probeer de lengte van je fucking dick”;
- oudere stem: “Ja [
onverstaanbaar]”;
- jongere stem wat ga je, ja ja wat ja
- oudere stem: “Politie”;
- [
Niet door de verbalisant aangegeven stem:] “Wat ga je doen, als de politie jou vraagt wie er is geweest, dat is een of andere kanker Marokkaan geweest he ja”
Vervolgens volgen twee kletsende geluiden die klinken alsof er huid op huid wordt geslagen. Daarop gaan de stemmen als volgt verder:
- jongere stem: "Ja, het was één of andere kanker Marokkaan”
- jongere stem: [
onverstaanbaar] “fucking kanker flikker. Ik heb jou zo fucking vaak gezegd zeg maar gewoon dat ik jouw bitch moet zijn he fucking SOA”
- [
Niet door de verbalisant aangegeven stem:] “Ik ben zo fucked up ga maar hier liggen man”.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de woning van [slachtoffer] met hem gezoend had. Op enig moment was [slachtoffer] naakt. Vervolgens is de verdachte naar de wc gegaan en heeft daar besloten dat hij naar huis wilde gaan. De verdachte heeft verklaard dat hij naakt was en niet wist in welke buurt hij was. Terug in de woonkamer aangekomen pakte [slachtoffer] hem bij zijn hand beet en probeerde hem bij zijn penis te pakken toen de verdachte zei dat hij naar huis zou gaan. Ondanks dat de verdachte hem meermalen vroeg los te laten deed [slachtoffer] dat niet. De verdachte heeft toen [slachtoffer] met zijn vuist geslagen. Er ontstond een worsteling en ze gingen gezamenlijk naar de grond. Over zijn handelen heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] van zich heeft afgeslagen.Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat de jongere stem op de geluidsopname wel van hem moet zijn geweest.
Keel dichtknijpen en/of mond dichtdrukken
De rechtbank ziet zich ten eerste gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op [slachtoffer] is gaan zitten en vervolgens hem de keel/hals heeft dichtgeknepen (gehouden) met zijn hand(en) en/of hem de mond heeft dichtgedrukt (gehouden). Met andere woorden: of de verdachte, terwijl hij op [slachtoffer] zat, heeft getracht [slachtoffer] te verwurgen. Voorts ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de verdachte opzet had daardoor zwaar lichamelijk letsel toe te brengen bij [slachtoffer] dan wel dat hij [slachtoffer] daardoor heeft mishandeld. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] wisselend heeft verklaard over een vermoedelijke verwurging door de verdachte. Bij zijn eerste verklaring op 16 augustus 2017 omstreeks 03:10 uur – toen [slachtoffer] zich op de spoedeisende hulp bevond van het Medisch Centrum Haaglanden – heeft hij verklaard dat er ineens een arm om zijn nek zat en dat hij werd gewurgd. Voorts verklaarde hij dat hij uit wanhoop met zijn gegipste arm naar achteren had geslagen. De rechtbank concludeert dat [slachtoffer] in deze verklaring de verdachte achter hem plaatst en dat [slachtoffer] hier verklaart dat de verdachte getracht zou hebben hem vanuit die positie met een arm de nek te verwurgen (hierna: lezing 1). Daarentegen heeft [slachtoffer] om 09:15 uur die dag verklaard dat de verdachte hem de strot aan het dichtknijpen was. [slachtoffer] lag toen op de grond en de verdachte zat op zijn borst. De verdachte drukte de mond van [slachtoffer] dicht en probeerde hem te verwurgen. Of de verdachte dat met één of twee handen deed wist [slachtoffer] niet. Naar het oordeel van de rechtbank plaatst [slachtoffer] in deze verklaring de verdachte voor zich en zou de verwurging met één of twee handen dichtdrukken van de keel/hals hebben plaatsgevonden (hierna: lezing 2).
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een arm om de nek van [slachtoffer] heeft gedaan en dat hij toen achter [slachtoffer] stond. Dat was een ‘defensieve’ houdgreep, aldus de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt lezing 2 geen steun in het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel. Bij een dergelijk dichtknijpen van de keel/hals middels één of twee handen zijn striemen aan de keel/nek te verwachten indien die handeling dermate krachtig was dat dit tot verstoring van de ademhaling leidde, zoals [slachtoffer] heeft verklaard. Zulke striemen zijn echter niet bij [slachtoffer] waargenomen. Het ontbreken van dergelijk ondersteunend letsel rechtvaardigt in het algemeen niet direct de conclusie dat een dergelijke verwurging niet kan hebben plaatsgevonden, maar het weegt wel mee in de beoordeling van de toedracht. Dat op de bandopname ‘gorgelende geluiden’ te horen zouden zijn, is eveneens onvoldoende om de lezing van gebeurtenissen te ondersteunen. Verder overweegt de rechtbank dat in het dossier en het verhandelde ter zitting evenmin aanknopingspunten te vinden zijn die de verklaring van [slachtoffer] dat zijn mond werd dichtgedrukt, ondersteunen. Daarmee ontbreekt enige steun voor lezing 2 van [slachtoffer] terwijl lezing 1 steun vindt in de verklaring van de verdachte. Omdat enkel de feitelijke handelingen behorende bij lezing 2 ten laste zijn gelegd voor feit 1, zowel primair (poging toebrengen zware mishandeling) als subsidiair (mishandeling), zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken voor hetgeen hem onder feit 1 ten laste is gelegd.
Aan vragen omtrent opzet op zwaar lichamelijk letsel en/of het toebrengen van pijn en/of letsel komt de rechtbank ten aanzien van feit 1 daarom niet toe.
Slaan en/of stompen?
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of de verdachte [slachtoffer] (meermalen) heeft geslagen en/of gestompt en of hij daarmee pijn en/of letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt. Daartoe overweegt zij het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voorgaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer] meermalen heeft gestompt en geslagen, en dat dit heeft geleid tot pijn en letsel bij [slachtoffer] . De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] van zich heeft afgeslagen met zijn vuist. [slachtoffer] had blijkens de bewijsmiddelen over zijn gehele lichaam kneuzingen en pijn. Naar het oordeel van de rechtbank waren de letsels bij [slachtoffer] dermate omvangrijk en van dien aard dat deze niet enkel tijdens een worsteling, al dan niet gecombineerd met een val, kunnen zijn veroorzaakt. Voorts past het letsel van [slachtoffer] bij meermalen slaan en/of stompen.
Noodweer / noodweerexces?
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of de verdachte een geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt. Daartoe overweegt zij het volgende.
Voor zowel een geslaagd beroep op noodweer als op noodweerexces is vereist dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waar een noodzakelijke verdediging door de verdachte geboden was. De rechtbank kan de lezing van de verdachte – dat hij niet meer durfde en naar huis wilde, en dat [slachtoffer] hem vervolgens beet pakte en trachtte hem te beletten de woning te verlaten – niet uitsluiten. De verklaring van de verdachte daaromtrent wordt niet door de bewijsmiddelen uitgesloten. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zich de aanleiding van het geweld niet kan herinneren, maar de rechtbank is zich ook bewust dat het ook kan zijn dat [slachtoffer] er voor kiest om daarover niet te verklaren omdat – in lijn met de verklaring van de verdachte – zijn gedrag wellicht de aanleiding was voor het geweld van de verdachte. Dat maakt dat de rechtbank niet anders kan dan uit te gaan van de lezing van de verdachte en daarmee van de situatie dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijk aanranding door [slachtoffer] jegens de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank mocht de verdachte zich daar ook tegen verdedigen. Echter, anders dan de verdediging heeft gesteld is de rechtbank van oordeel dat gelet op de omvang en aard van het letsel van [slachtoffer] de verdachte buitenproportioneel heeft gehandeld. Hij heeft [slachtoffer] immers meermalen geslagen en/of gestompt terwijl [slachtoffer] volgens de verdachte hem enkel beetpakte en trachtte hem bij zijn geslachtsdeel beet te pakken. Daarmee voldeed de verdachte niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit die aan de noodzakelijke verdediging worden gesteld. In zoverre kan de verdachte zich niet beroepen op noodweer.
Indien, in een situatie waarin sprake was van ogenblikkelijke, wederrechtelijk aanranding, het handelen van de verdachte niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldeed en daarmee de grenzen van een noodzakelijke verdediging dus zijn overschreden, een beroep op noodweerexces wordt gedaan, kan dat beroep slechts slagen als de overschrijding het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt. De overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging moet het
onmiddellijk gevolggeweest zijn van de hevige gemoedsbeweging terwijl die gemoedsbeweging op haar beurt weer het gevolg moet zijn van de aanranding.
Niet geheel hoeft te zijn uitgesloten dat andere factoren mede hebben bijgedragen aan het ontstaan van die gemoedsbeweging.
Ter zitting is van de zijde van de verdediging aangegeven dat bij de verdachte sprake was van angst en paniek. De rechtbank begrijpt het verweer van de verdediging aldus dat de verdachte gedurende zijn verblijf in de woning van [slachtoffer] angstig werd, nadat hij de reikwijdte en de gevolgen van zijn homoseksuele ontmoeting met [slachtoffer] plotseling overzag. De verdachte wilde vertrekken, maar werd door [slachtoffer] tegengehouden, waarop de paniek omtrent de situatie toenam. Hierop heeft de verdachte zich (disproportioneel) verdedigd.
De rechtbank overweegt dat de verdachte op de geluidsopname, terwijl hij [slachtoffer] slaat, [slachtoffer] onder meer toespreekt met: “wat ga je doen als de politie vraagt wie er is geweest (…) dat het een of andere kanker Marokkaan is geweest ja, (…) een of andere kanker Marokkaan.” en “Ik ben zo fucked up ga maar hier liggen man”. Dergelijke uitlatingen passen naar het oordeel van de rechtbank niet bij een situatie waarin de verdachte handelde vanuit een hevige gemoedsbeweging. Integendeel, de verdachte lijkt hier, tijdens de mishandeling, doelbewust en rationeel te handelen. Hij tracht de sporen van zijn daad uit te wissen door het slachtoffer opdracht te geven een ander, “een of andere kanker Marokkaan”, de schuld te geven. Van enige angst of paniek lijkt hier verder geen sprake.
Het beroep op noodweerexces faalt.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen met een vuist tegen diens hoofd en lichaam te slaan en/of te stompen.