ECLI:NL:RBDHA:2020:8694
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asiel na beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op verzoeken om voorlopige voorzieningen in het kader van asielaanvragen van een Syrisch gezin. De verzoekers, bestaande uit een verzoeker, verzoekster en hun drie minderjarige kinderen, hebben tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, nadat hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure niet-ontvankelijk waren verklaard. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet uit gezet zouden worden totdat op hun beroepen was beslist.
De zitting vond plaats op 20 augustus 2020, waarbij de verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. M. Terpstra, en de heer Al Nima als tolk aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de bodemzaken met de zaaknummers NL20.14330 en NL20.14332, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn dan ook afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, welke zijn vastgesteld op € 525,-. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ok, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.