Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 september 2020 in de zaak tussen
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtsmiddel
Onbekend
3SRRC13575505
Rechtbank Den Haag
Op 1 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door een verzoekster van Armeense nationaliteit. De verzoekster had op 30 juni 2020 een verzoek ingediend, maar verzuimde om de gronden van het verzoek te vermelden, zoals vereist volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de verzoekster op 1 juli 2020 gewezen op dit verzuim en haar verzocht om dit binnen twee weken te herstellen. De termijn om het verzuim te herstellen eindigde op 15 juli 2020.
Op 28 juli 2020 heeft de verzoekster de gronden ingediend, maar dit was na de gestelde termijn. De verzoekster heeft geen reden gegeven voor het verzuim en er was geen verontschuldiging voor het niet tijdig indienen van de gronden. De voorzieningenrechter heeft daarom geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier N. Joacim, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De uitspraak is op 1 september 2020 gedaan, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.