ECLI:NL:RBDHA:2020:883

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
NL19.24252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opeenstapeling van procedurele gebreken in asielprocedure met betrekking tot LHBTI-status

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over de afwijzing van een asielaanvraag van een eiseres die lesbisch is. De rechtbank constateert een opeenstapeling van procedurele gebreken die de afwijzing van de aanvraag onterecht maken. Het rapport van nader gehoor is pas na het voornemen aan eiseres toegezonden, terwijl verweerder op de hoogte was dat eiseres dit rapport niet had ontvangen. Bovendien is er geen gebruik gemaakt van een registertolk tijdens het eerste gedeelte van het nader gehoor, wat in strijd is met de Wet beëdigde tolken en vertalers. De rechtbank oordeelt dat de asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgewezen, en dat de rechtsgevolgen van het besluit niet in stand kunnen blijven vanwege de onzorgvuldigheden in de procedure. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere gebreken in acht moeten worden genomen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.050,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.24252

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[(...)] , eiseres

V-nummer: [(...)]
(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.G. van den Berg).

ProcesverloopBij besluit van 4 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL19.24253 (het verzoek om een voorlopige voorziening), plaatsgevonden op 7 januari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen V. [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het asielrelaas van eiseres
1. Eiseres stelt van [(...)] nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [(...)] . Eiseres heeft een echt bevonden [(...)] paspoort overgelegd.
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij lesbisch is. Zij heeft een relatie gehad met een (oud)schoolgenoot, [naam] . Haar stiefvader heeft eiseres en [naam] betrapt. [naam] is meegenomen naar het politiebureau en eiseres is door haar stiefvader gedwongen mee te gaan met een man, die haar zijn vrouw noemde.
Eiseres speelde in het nationale cricketteam. Zij bezochten Nederland voor een toernooi. De manager van het team heeft twee teamgenoten van eiseres, die een relatie hadden, betrapt en gevraagd of zij meer namen konden noemen van teamgenoten die lesbisch zijn. Zij hebben de naam van eiseres genoemd. De manager heeft de CEO van het cricketteam geïnformeerd en die heeft besloten dat eiseres en haar twee teamgenoten niet meer mochten deelnemen aan de wedstrijden en dat zij terug moesten naar [land] . Eiseres en haar teamgenoten hebben besloten niet terug te keren, omdat in [land] nu bekend was dat zij lesbisch zijn. Zij zijn vervolgens vertrokken uit het hotel waar zij verbleven en hebben asiel aangevraagd.
De standpunten van partijen
2.1
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres;
- de seksuele gerichtheid van eiseres;
- de problemen ten gevolge van de seksuele gerichtheid.
2.2
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het eerste element geloofwaardig is. De andere twee elementen vindt verweerder niet geloofwaardig. De onderbouwing daarvan komt hieronder aan de orde.
Verweerder heeft in het bestreden besluit de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef onder e, van de Vw 2000, dus omdat eiseres kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor haar verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28.
3.Eiseres is het met de afwijzing niet eens. Zij stelt dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond en dat deze afdoeningsgrond bevreemding wekt. Verder stelt zij dat er procedurele fouten zijn gemaakt, zodat sprake is van een onzorgvuldige procedure. Het rapport van nader gehoor is haar pas toegezonden na het voornemen. Verder is bij (onder meer) het nader gehoor geen gebruik gemaakt van een registertolk, terwijl geen sprake was van een situatie van spoed. Eiseres betwist verder – kort samengevat – dat zij ongeloofwaardig zou hebben verklaard. De onderbouwing van dat standpunt komt hieronder aan de orde.
De afwijzingsgrond
4. Tijdens de zitting heeft verweerder gesteld dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond met toepassing van artikel 30b, eerste lid, onder e, van de Vw 2000. Verweerder heeft het besluit in die zin gewijzigd en verzocht de rechtsgevolgen in stand te laten.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat niet langer in geding is dat verweerder de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is daarom al gegrond, omdat dit genomen is in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht en het besluit zal worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten, omdat het besluit ook om andere redenen niet in stand kan blijven, zoals blijkt uit het navolgende.
Zijn er procedurele gebreken?
5.1
Eiseres heeft gesteld dat het rapport van nader gehoor haar te laat is toegezonden, namelijk pas nadat het voornemen al was verstuurd. Eiseres stelt verder dat verweerder wist dat zij niet beschikte over dit rapport, omdat daarover al contact was geweest in augustus 2019. Op 13 september 2019 heeft verweerder eiseres bericht dat het rapport wordt verzonden en dat de correcties en aanvullingen zullen worden betrokken bij het voornemen, terwijl dit voornemen er toen al was. Dit was immers op 3 september 2019 al genomen. Eiseres stelt dat deze gang van zaken onzorgvuldig is. Eiseres is hierdoor in haar belangen geschaad, omdat zij een instantie heeft gemist. In aanvulling daarop heeft eiseres tijdens de zitting gesteld dat verweerder de verklaringen van eiseres die tijdens het gehoor zijn afgelegd mogelijk anders had gewogen, als de correcties en aanvullingen bekend waren geweest.
5.2
Verweerder heeft tijdens de zitting erkend dat het is misgegaan met het verzenden van het rapport van nader gehoor. Ook de brief van 13 september 2019 is niet juist; “voornemen” had “besluit” moeten zijn. Verweerder heeft ook gesteld dat deze fouten geen gevolgen hebben voor het bestreden besluit. De correcties en aanvullingen die zijn ingediend zijn betrokken en daar is niet anders mee omgegaan dan als deze eerder waren ingediend. Eiseres is bovendien ook in de beroepsfase nog in de gelegenheid geweest om een en ander naar voren te brengen. Zij is volgens verweerder dus niet in haar belangen geschaad.
5.3
De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat er fouten zijn gemaakt rond de toezending van het rapport van nader gehoor. Zij zijn het niet eens over welke gevolgen dit moet hebben voor het bestreden besluit.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld, wat in strijd is met artikel 3:2 van de Awb, en dat daarmee een gebrek kleeft aan het bestreden besluit. Ook hierom is het beroep gegrond. De (verlengde) asielprocedure is niet voor niets zo ingericht dat een asielzoeker de gelegenheid krijgt om correcties en aanvullingen in te dienen voordat verweerder besluit al dan niet een voornemen uit te brengen.
6.1
Eiseres heeft verder gesteld dat tijdens het aanmeldgehoor en het eerste gedeelte van het nader gehoor geen gebruik is gemaakt van een registertolk, terwijl geen sprake was van spoed. Dat is op grond van artikel 28, derde lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv) de enige reden waarom verweerder geen gebruik zou hoeven te maken van een registertolk.
6.2
Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat er de enige registertolk niet beschikbaar was op het moment van het nader gehoor en dat de tolk die is ingeschakeld voldoet aan de kwaliteitseisen. Tijdens de zitting heeft verweerder gesteld dat wel sprake was van een situatie van spoed. De zaak van eiseres is namelijk afgedaan in een project van [(...)] zaken. Er werden dus veel gehoren gepland, terwijl er maar één registertolk in deze taal aanwezig is. Bovendien was er volgens verweerder sprake van spoed, omdat eiseres verweerder al in gebreke had gesteld, vanwege het uitblijven van een beslissing.
6.3
Op grond van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wbtv maakt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: de IND) in het kader van het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers.
Op grond van het derde lid kan de IND in afwijking van het eerste lid gebruik maken van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is, als wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat.
Op grond van het vierde lid legt de IND, als hij van het eerste lid afwijkt, dit met redenen omkleed schriftelijk vast.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres terecht heeft gesteld dat geen sprake is van spoed in de zin van artikel 28, derde lid, van de Wbtv. Er is in dit geval geen sprake van een AA-procedure of een Dublinprocedure [1] , of een anderszins spoedeisende asielprocedure. De aanvraag is afgedaan in de verlengde asielprocedure. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 19 juli 2018 en is pas op 19 juni 2019 en 24 juli 2019 nader gehoord. Verweerder is daarmee ruimschoots in de gelegenheid geweest om tijdig een nader gehoor te plannen met een registertolk. Dat er maar één registertolk beschikbaar is in de taal van eiseres en dat de zaak van eiseres onderdeel uitmaakte van een project, betekent niet dat sprake is van spoed. Dit kon ook worden ondervangen met een tijdige planning. Het projectmatig afdoen van zaken is een keuze van verweerder. De gevolgen daarvan voor de inzetbaarheid van tolken kunnen niet op eiseres worden afgewenteld. Ook de omstandigheid dat eiseres verweerder in gebreke heeft gesteld betekent niet dat sprake is van spoed. Dat verweerder de beslistermijn laat verstrijken is een omstandigheid die voor verweerders rekening en risico komt.
Verweerder heeft dus niet deugdelijk gemotiveerd waarom sprake is van spoed en kon bij deze stand van zaken het gebruik van een registertolk niet achterwege laten. De rechtbank merkt bovendien op dat eiseres op 24 juli 2019 wel is gehoord met een registertolk, zodat de rechtbank niet inziet waarom niet het gehele gehoor op die dag kon worden gepland.
Deze beroepsgrond slaagt dus. Ook hierom is sprake van een onzorgvuldige voorbereiding en een gebrekkige motivering van het bestreden besluit, wat in strijd is met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb.
De geloofwaardigheid
7.1
Gelet op het bestreden besluit en de toelichting van verweerder tijdens de zitting begrijpt de rechtbank het standpunt van verweerder als volgt. Verweerder heeft gesteld dat de seksuele gerichtheid van eiseres niet geloofwaardig is. Verweerder heeft ter onderbouwing tijdens de zitting gesteld dat dit er met name in zit dat de verklaringen van eiseres summier en oppervlakkig zijn voor wat betreft haar acceptatie van het zijn van homoseksueel en wat het voor eiseres betekende om homoseksueel te zijn in [land] , waar dit strafbaar is, wat het voor haar betekent dat haar religie homoseksualiteit afkeurt en haar verklaringen over haar relatie met [naam] .
In het bestreden besluit is nog gesteld dat van eiseres verlangd mag worden dat zij meer gedetailleerd en uitgebreider verklaard over haar eigen beleving en ervaringen met betrekking tot het bidden (in opdracht van haar moeder), al zou dit gespeeld zijn. Verweerder vindt de antwoorden van eiseres kort en oppervlakkig en niet zonder meer aannemelijk. Verweerder vindt het ook niet geloofwaardig dat eiseres geen contact heeft gezocht met [naam] , na het incident in 2011.
Verder heeft verweerder gesteld dat als vragen van de contactambtenaar tijdens het nader gehoor onduidelijk waren of samenvattingen onjuist waren, het aan eiseres was om dat te verbeteren of aan te geven. Dat zij vragen niet begrijpt zegt volgens verweerder bovendien meer over de geloofwaardigheid van haar verklaringen dan de manier waarop de vragen zijn gesteld.
7.2
Eiseres betwist summier en oppervlakkig te hebben verklaard. De rechtbank begrijpt dat zij stelt dat voor zover dit wel zo is, dit komt door de vraagstelling van de contactambtenaar. Verder begrijpt de rechtbank dat eiseres stelt dat niet van haar mag worden verwacht dat zij de contactambtenaar wijst op onjuistheden en verbetert.
7.3
Verweerder stelt dat eiseres summier en oppervlakkig heeft verklaard over de acceptatie van haar homoseksualiteit. In het voornemen is verwezen naar de verklaringen van eiseres op pagina 21 van het rapport van nader gehoor. Verweerder stelt in het besluit dat zij eiseres volgt in haar zienswijze dat de verwijzing naar pagina 21 onvoldoende dragend is voor dit standpunt in het voornemen. Dit leidt volgens verweerder echter niet tot een ander oordeel, omdat precieze lezing van vraag 4 op pagina 21, juist specifiek het proces van acceptatie aankaart. Verder stelt verweerder dat deze vraagt verwijst naar antwoord op pagina 19 en pagina 14, van het rapport van nader gehoor.
Verder heeft eiseres in de correcties en aanvullingen gesteld dat waarschijnlijk niemand blij is met het behoren tot de LHBTI-groep, maar dat zij daar niks aan kon veranderen. Verweerder stelt dat niet duidelijk is waarom eiseres daar niet tijdens het nader gehoor over heeft verklaard. Daar zegt zij juist dat zij blij is dat [naam] en zij van elkaar hielden.
7.4
De rechtbank begrijpt dat eiseres stelt dat zij de betreffende vraag tijdens het nader gehoor niet begreep vanwege de lengte. Verder stelt eiseres dat de uitleg in het bestreden besluit geen helderheid schept èn verwijst naar een deel van het gehoor dat zonder register-tolk plaatsvond. Ook stelt eiseres dat het feit dat zij blij was met [naam] , niet wil zeggen dat zij blij was met haar gerichtheid.
7.5
De rechtbank overweegt als volgt. In de zienswijze heeft eiseres aangevoerd dat de verklaringen die verweerder in het voornemen in dit kader had aangehaald (op pagina 2 van het rapport van gehoor) gaan over haar relatie met [naam] , niet over haar acceptatie en bewustwording in het algemeen. De rechtbank begrijpt dat verweerder dat volgt en nu verwijst naar andere verklaringen en vindt dat eiseres daarin onvoldoende heeft verklaard. De rechtbank kan het bestreden besluit op dit punt, met eiseres, echter niet goed volgen. Voor zover verweerder bedoelt dat eiseres een meer uitgebreid antwoord had moeten geven op de vraag die haar is gesteld, zoals weergegeven op pagina 21, volgt de rechtbank eiseres dat deze vraag erg lang was en duidelijk niet door eisers is opgevat als een vraag naar haar acceptatie en bewustwordingsproces in het algemeen. Voor zover verweerder bedoelt dat de bedoeling duidelijk had kunnen zijn voor eiseres, gelet op haar eerdere verklaringen, heeft verweerder dit niet nader toegelicht. De rechtbank volgt dat ook niet zonder meer, gelet op de omstandigheid dat verweerder verwijst naar verklaringen die zijn afgelegd in het gehoor met de niet-register tolk, waarmee duidelijk communicatieproblemen waren.
Verder is de rechtbank het met eiseres eens dat uit de omstandigheid dat zij heeft verklaard blij te zijn met de relatie met [naam] , niet zonder meer volgt dat zij ook blij was met het feit dat zij die geaardheid had. Dat volgt ook niet uit haar verklaringen, waarin zij ook verklaard dat zij in angst leefden en dat het moeilijk was voor haar dat alles in het geheim moest.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eiseres summier en oppervlakkig heeft verklaard over haar proces van acceptatie en wat het voor haar betekende om lesbisch te zijn in [land].
7.6
Verweerder vindt verder dat eiseres meer duiding moet kunnen geven aan haar verklaring dat zij bij haar geloof is gebleven, terwijl dit geloof haar geaardheid afkeurt.
Eiseres heeft in beroep gesteld dat zij niet gelooft wat de kerk op dit gebied predikt, maar dat zij er zelf niet van in de kreukels ligt en dat er niet veel meer over valt te vertellen. De rechtbank begrijpt dat eiseres hiermee bedoelt dat onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij onvoldoende zou hebben verklaard.
7.7
De rechtbank is het met eiseres eens dat verweerder, gelet op haar verklaringen onvoldoende heeft gemotiveerd dat en waarom eiseres meer zou moeten verklaren op dit punt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres (onder meer) het volgende heeft verklaard (zie het rapport van gehoor, pagina 25):
“Het deed mij pijn wanneer ze er in de kerk negatief over praatten. Ze zeiden dat homoseksuelen naar de hel moesten gaan. Mijn religie is tegen mijn geaardheid, maar ik kan mezelf niet veranderen. Ik bid nog steeds tot God en ik geloof niet alles wat mijn religie zegt. Ik geloof niet dat ik naar de hel zal gaan. Ik geloof dat God mij heeft gemaakt en dat hij van mijn geaardheid weet.”
7.8
De rechtbank begrijpt, gelet op de toelichting tijdens de zitting en de inhoud van het bestreden besluit, gelezen in verhouding tot voornemen, dat verweerder verder stelt dat de relatie van eiseres met [naam] niet geloofwaardig is, vanwege de summiere en oppervlakkige verklaringen van eiseres over wat zij leuk vond aan [naam] en hoe zij hun toekomst zag.
7.9
Eiseres heeft in de gronden van beroep gesteld dat niet duidelijk is waarom de verklaring over hoe eiseres de toekomst ziet summier zou zijn. Zij heeft verder in zienswijze gesteld dat niet duidelijk is wat eiseres meer moet vertellen dan dat zij van haar houdt en een beschrijving van iemands uiterlijk en karakter. Hieruit, en uit de toelichting van eiseres tijdens de zitting, begrijpt de rechtbank dat eiseres stelt dat het standpunt van verweerder onvoldoende is gemotiveerd.
7.1
De rechtbank neemt de verklaringen van eiseres in dit kader in aanmerking, op pagina 29 van het rapport van nader gehoor:
“Wat vond u leuk aan haar als partner?
Ze was heel zorgzaam. Ze vroeg mij altijd hoe het met mij ging. Ze was ook slim en ze hielp mij met huiswerk. Ze was ook heel aardig.
Had u destijds bepaalde ideeën of verwachtingen van de toekomst?
Ja.
Vertelt u maar.
We hadden hoop om voor altijd samen te zijn en een gezin te stichten. Ik denk niet dat dat mogelijk was in [land], maar dat was onze droom.”
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen niet bijzonder uitgebreid zijn. Verweerder heeft echter niet doorgevraagd en de antwoorden van eiseres zijn, ook bezien in samenhang met haar andere verklaringen over de relatie, niet dusdanig summier dat verweerder zonder nadere motivering kan stellen dat dit niet voldoende is en daarmee de relatie ongeloofwaardig. Verweerders standpunt is dan ook ten aanzien van dit punt onvoldoende gemotiveerd.
7.11
De beroepsgronden van eiseres slagen dus ook in zoverre. Gelet op het voorgaande is verweerders onderbouwing standpunt dat de gerichtheid van eiseres niet geloofwaardig is, op meerdere punten onvoldoende gemotiveerd en kan daarom al geen stand houden. Wat verweerder verder in het bestreden besluit heeft gesteld in dit kader is onvoldoende om zijn standpunt zelfstandig te dragen. De beroepsgronden die daartegen zijn gericht hoeven geen nadere bespreking.
Eiseres heeft geen beroepsgronden gericht tegen de motivering van verweerder over de geloofwaardigheid van het derde relevante element, omdat zij stelt dat de motivering van het tweede element al geen stand kan houden, wat betekent dat dit ook geldt voor het derde element. De rechtbank zal het de geloofwaardigheid van het derde element dus niet afzonderlijk beoordelen. In dit verband merkt de rechtbank wel nog op dat verweerder tijdens de zitting ook heeft erkend dat de geloofwaardigheid van het derde element samenhangt met de geloofwaardigheid van het tweede element.
Conclusie
8. De rechtbank concludeert als volgt. Zoals verweerder zelf tijdens de zitting heeft gesteld, is de asielaanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Om die reden heeft de rechtbank het beroep al gegrond geacht en wordt het bestreden besluit vernietigd. Verder is het rapport van nader gehoor ten onrechte te laat aan eiseres toegezonden. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 28 van de Wbtv, omdat verweerder het nader gehoor heeft laten plaatsvinden met een niet-register tolk zonder goede motivering dat sprake zou zijn van spoed.
Dit zijn allemaal procedurele gebreken, die ieder op zichzelf niet in de weg staan aan het in stand laten van de rechtsgevolgen (conform artikel 8:72, derde lid onder a, van de Awb). De rechtbank ziet daar in dit geval echter geen grond voor, vanwege de opeenstapeling van onzorgvuldigheden in de voorbereiding en omdat in deze zaak niet is uit te sluiten dat eiseres inderdaad in haar belang is geschaad hierdoor. Zowel het gebruiken van de
niet-register tolk tijdens het nader gehoor als het pas in latere fase meenemen van de correcties en aanvullingen bij de besluitvorming hebben mogelijk invloed op de waardering van de verklaringen van eiseres, terwijl de interpretatie van die verklaringen ten grondslag ligt aan verweerders geloofwaardigheidsbeoordeling. Verder vindt de rechtbank van belang dat ook verweerders inhoudelijke standpunt over de geloofwaardigheid van de gerichtheid van eiseres onvoldoende is gemotiveerd, zodat het besluit ook om die reden geen stand kan houden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, gelet op de aard en omvang van de gebreken. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak te
nemen op de met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Akdemir, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 maar 2015 (ECLi:NL:RVS:2015:891)