In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ali, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door J. de Volder, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels op 17 juli 2020 alsnog een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser. Eiser had verweerder op 6 februari 2020 in gebreke gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een beslissing was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat door het nemen van het besluit door verweerder, eiser zijn doel met het beroep heeft bereikt, waardoor er geen procesbelang meer bestaat.
De rechtbank heeft verder overwogen dat, hoewel het beroep niet-ontvankelijk is, verweerder wel een dwangsom moet betalen voor de periode waarin hij in gebreke was. De dwangsom bedraagt in dit geval € 1.442,-, zoals aangegeven in het besluit van 17 juli 2020. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten aan eiser, omdat eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij een lager bedrag is toegekend vanwege de aard van de zaak.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is niet in een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De uitspraak is op 23 juli 2020 bekendgemaakt.