ECLI:NL:RBDHA:2020:8911

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
13 september 2020
Zaaknummer
09/852204-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met een minderjarige, inclusief seksueel binnendringen en andere seksuele handelingen

Op 9 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met een meisje van 15 jaar oud, die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van zes maanden, van maart tot augustus 2016, in Delft, Rijswijk en Den Haag ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat op dat moment nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt.

De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder van het slachtoffer in juni 2016. Het slachtoffer heeft later gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen die zij met de verdachte heeft verricht, waaronder pijpen en onveilige seks. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig beoordeeld, mede ondersteund door opgenomen gesprekken en chatberichten tussen het slachtoffer en de verdachte. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de tenlastelegging te ondersteunen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €2.500,- aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van de immateriële schade die het slachtoffer heeft geleden door het seksueel misbruik. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, omdat er voldoende verband bestond tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door het slachtoffer gevorderde schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/852204-18
Datum uitspraak: 9 september 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 22 oktober 2019 (pro forma) en 26 augustus 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Bakker en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.M.P. van Eijsden naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 maart 2016 tot en met 31 augustus 2016 te Delft en/of Rijswijk en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op 03 januari 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het plaatsen van zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
- het (tong)zoenen net die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borst(en) en/of vagina van die [slachtoffer]

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, omdat volgens haar niet voldaan is aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Strafvordering. De verklaring van [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) wordt niet ondersteund door ander bewijsmateriaal. Bovendien is haar verklaring onbetrouwbaar.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de veronderstelde seksuele handelingen: het slachtoffer en de verdachte. Wanneer dan de verdachte de seksuele handelingen ontkent, hetgeen zich ook in deze zaak voordoet, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaring van het slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar is. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is uitsluitend deze verklaring echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Voor een bewezenverklaring moet er sprake zijn van steunbewijs dat niet alleen van dezelfde bron afkomstig is.
In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs van het tenlastegelegde opleveren.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever/-geefster op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Tegen de achtergrond van dit kader wordt het volgende overwogen.
De moeder van [slachtoffer] heeft op 6 juni 2016 aangifte gedaan tegen [verdachte] (hierna te noemen: de verdachte). Zij verklaarde dat [slachtoffer] (geboren op 3 januari 2001) en de stiefdochter van de verdachte, [getuige] , verliefd op elkaar zijn en dat het contact tussen hen via de verdachte verloopt. De verdachte heeft via Facebook contact met [slachtoffer] en ze hebben seks met elkaar gehad. Dat heeft [slachtoffer] aan haar nichtje [betrokkene] verteld in een gesprek tussen hen dat is opgenomen. [slachtoffer] heeft het over pijpen en sperma en zij moet dat dan bij de verdachte doen om contact te krijgen met [getuige] . Dat gebeurde dan in de woning van een buurvrouw. [2]
Op 4 april 2018 heeft [slachtoffer] tegenover de politie verklaard seksuele handelingen te moeten verrichten bij de verdachte om [getuige] te mogen zien. Ze verzon smoesjes om hem niet te hoeven zien, maar de verdachte zei tegen haar dat zij met hem moest omgaan als zij [getuige] wilde zien. Gedurende vier maanden heeft zij de verdachte tien keer gepijpt en zes keer onveilig seks met hem gehad waarbij hij in haar vagina is klaargekomen. Hij is een keer klaargekomen in haar keel waardoor zij moest kokhalzen. Ook heeft hij haar op haar mond gezoend met zijn tong en haar borsten en vagina betast. Ze kreeg na de seks € 20,- van hem voor het kopen van een morning-after pil waarna zij zich een hoer voelde. Deze incidenten hebben plaatsgevonden van maart 2016 tot augustus 2016. Ze was in die periode 15 jaar oud. Alle keren gebeurde het in het huis van een inmiddels overleden buurvrouw genaamd [betrokkene] . Deze [betrokkene] kreeg drugs in ruil voor het beschikbaar stellen van haar slaapkamer. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij en de verdachte elkaar ook één keer in een kantoor in Rijswijk hebben ontmoet. [betrokkene] is inmiddels overleden. [3]
Uit onderzoek is gebleken dat er een vrouw genaamd [betrokkene] , woonachtig was in Delft, op 500 meter afstand van het huis van de verdachte, en in de politiesystemen voorkwam als drugsgebruiker. Tevens is gebleken dat zij op 25 augustus 2017 is overleden. [4]
Aan [slachtoffer] , het nichtje van [slachtoffer] , is gevraagd om heimelijk gesprekken tussen haar en [slachtoffer] op te nemen. [5] Één van die gesprekken is beluisterd en schriftelijk uitgewerkt in het dossier. In dit gesprek zegt [slachtoffer] tegen [slachtoffer] dat zij de vader van haar beste vriendin (de rechtbank begrijpt: de verdachte) pijpt en ook dat ze hem neukt in het huis van de buurvrouw om zo [getuige] te kunnen zien. De buurvrouw legt dan handdoeken voor hen klaar in de slaapkamer. Ook zegt [slachtoffer] in dit gesprek dat ze drie keer seks met hem heeft gehad en nog seks met hem gaat hebben. Ze moest zijn sperma inslikken en dat vond ze vies. [6]
De chatgesprekken tussen [slachtoffer] en het account van de verdachte die in de tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden, zijn in het dossier gevoegd. De rechtbank heeft een selectie gemaakt van die gesprekken die onder meer bestonden uit de navolgende berichten – letterlijk weergegeven:
Gesprek van 17 mei 2016 [7]
[slachtoffer] :want me coach let ook op mij deze week
Nee ik heb niet
[verdachte] :oke
Niemand zeggen dat wij contact hebben ook [getuige] niet ze doet echt raar
[slachtoffer] :is goed
[verdachte] :(…) wat is er gebeurt
Ze is jaloers denk ik
(…) ik mis jou
[slachtoffer] :(…) awh ik u ook
[slachtoffer] :misschien heeft ze deze berichten gelezen
dat ze daarom boos is (…)
[verdachte] :kan je maandag komen om 11 uur
[slachtoffer] :ja is goed
[verdachte] :Love you jaan
[slachtoffer] :love you too
Gesprek van 22 mei 2016 [8]
[slachtoffer] :ik moet met [getuige] praten
[verdachte] :Ik regel wel wat (…)
[slachtoffer] :oke
[verdachte] :zie ik je morgen
[slachtoffer] :ja
[verdachte] :Oke 11 uur
[slachtoffer] :ik kan niet zo lang want me vader komt me om half 3 van school halen
moet naar ziekenhuis want me rug is gekneusd
Gesprek van 23 mei 2016 [9]
[slachtoffer] :(…) weet u wat et is ik ben niet meer die [slachtoffer] die heletijd achter der bil aanloopt ik heb nu van ai als je wilt blijven dan blijf je zo niet ga maar weg
[verdachte] :(…) Ja. Dat is zo
Maar ik wil wel achter jou bil lopen want zijn mooie houvast
(…) Oke
Dus ook al laat je [getuige] maar mij laat je niet
(…) En je weet ik hou van jou
Gesprek van 24 mei 2016 [10]
[verdachte] :(…) Ga je zaterdag mee
Op [getuige] optreden
[slachtoffer] :(…)isgoed
Ik meld wel als ik mag
[verdachte] :(…) oke is goed
Gaan we morgen ook iets doen
Happy ending
[slachtoffer] :ik kan niet
Me rug en nek
Gesprek van 2 juni 2016 [11]
[verdachte] :[getuige] heeft ons verraden
[slachtoffer] :wat veraden
[verdachte] :dat we mekaar zien
Gesprek van 3 juni 2016 [12]
[verdachte] : (…)Wil eerlijk tegen jou zijn
Ze heeft vertel dat ik jou geld gaf
[slachtoffer] :pff waarom is zij zo
[verdachte] :ik zij al ze is jaloers
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat zij en de verdachte beiden gebruik maakten van verdachtes facebook account. [13] De verdachte heeft dit ter terechtzitting bevestigd. [14]
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande vast dat [slachtoffer] uit zichzelf naar de politie is gestapt op 4 april 2018 en gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen die tussen haar en de verdachte hebben plaatsgevonden -te weten het regelmatig pijpen van de verdachte, het hebben van seks en het tongzoenen- en over waar en wanneer deze handelingen hebben plaatsgevonden. Haar verklaring ten aanzien van de seksuele handelingen met de verdachte wordt bevestigd door het door [slachtoffer] opgenomen gesprek tussen haar en [slachtoffer] en waarvan [slachtoffer] kennelijk niet wist dat het werd opgenomen. In dat gesprek vertelt [slachtoffer] heel openlijk over de seksuele handelingen tussen haar en de verdachte. Zij vertelt onder meer dat zij de verdachte moest pijpen en neuken en dat dat gebeurde bij -de inmiddels overleden- [betrokkene] thuis en dat [betrokkene] daarvoor in ruil drugs van verdachte ontving. Uit onderzoek is gebleken dat een overleden drugsgebruikster genaamd [betrokkene] niet ver bij de verdachte vandaan woonde waardoor bij de rechtbank het sterke vermoeden bestaat dat zij de [betrokkene] betrof die haar huis beschikbaar stelde voor het laten plaatsvinden van de seksuele handelingen, zodat de verklaring van [slachtoffer] op dit punt bevestigd wordt.
Hiernaast wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de hiervoor aangehaalde sms- WhatsApp en/of Facebook Messenger berichten waaruit volgt dat er heimelijke ontmoetingen zijn geweest tussen de verdachte en [slachtoffer] en hij tegen haar zegt dat hij van haar houdt, haar mist, haar billen mooi vindt en hij haar vraagt om iets te gaan doen met een happy ending. Het is een feit van algemene bekendheid dat ‘happy ending’ een seksuele lading heeft. De rechtbank acht de stelling van de verdachte dat deze berichten door [getuige] waren gestuurd ongeloofwaardig nu het, gelet op de aard en de inhoud van deze berichten, niet anders kan dan dat de verdachte deze berichten heeft gestuurd. In die gesprekken werd immers regelmatig gesproken over [getuige] , dat zij jaloers is en niet mag weten van het contact tussen [slachtoffer] en de verdachte. En in het bericht over de “happy ending” wordt [slachtoffer] meegevraagd naar [getuige] ’s optreden. Het is onaannemelijk dat [getuige] dit zo zou hebben gevraagd.
De rechtbank gaat gelet op het voorgaande dan ook voorbij aan de verweren van de raadsvrouw.
Concluderend staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de feitelijkheden zoals opgesomd in de tenlastelegging hebben plaatsgevonden en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij in de periode van 01 maart 2016 tot en met 31 augustus 2016 te Delft en Rijswijk met [slachtoffer] , geboren op 03 januari 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het plaatsen van zijn penis in de mond en vagina van die [slachtoffer] en
- het tongzoenen met die [slachtoffer] en
- het betasten van de borsten en vagina van die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verwezen naar de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. De verdachte is op dit moment in een procedure verwikkeld met de IND om een verblijfsvergunning te krijgen. Daarbij speelt ook de huidige verdenking een rol. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte weliswaar een strafblad heeft maar niet als het gaat om zedenmisdrijven. Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat de vrouw van de verdachte ernstige gezondheidsklachten heeft en de verdachte haar mantelzorger is en tevens de zorg voor hun dochter draagt . Een gevangenisstraf zal daaraan in de weg staan. Tot slot heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn nu de verdachte al in juli 2018 is aangehouden en verhoord over het tenlastegelegde feit waardoor de afhandeling van deze zaak langer dan twee jaar duurt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte (destijds 39 jaar oud) heeft zich gedurende zes maanden schuldig gemaakt aan ontucht met een meisje van vijftien jaar oud, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Dit is strafbaar gesteld omdat iemand op die leeftijd nog volop in ontwikkeling is, ook op seksueel gebied. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen, moet een minderjarige beschermd worden tegen seksueel contact met volwassenen, ook bij eventuele instemming door de minderjarige zelf. Minderjarigen bevinden zich namelijk in een kwetsbare ontwikkelingsfase en moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen niet of in onvoldoende mate in staat worden geacht zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in te schatten. Zij dienen zowel tegen zichzelf te worden beschermd als tegen personen die op seksueel gebied misbruik van hen willen maken.
De verdachte heeft veelvuldig en vergaand seksueel contact gehad met [slachtoffer] en heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit en haar seksuele ontwikkeling in een kwetsbare periode van haar leven geschaad. Het is zeer kwalijk dat de verdachte zijn eigen lustbehoefte voorop heeft gesteld, zonder oog te hebben voor de gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer] . De verdachte heeft misbruik gemaakt van de verliefdheid van [slachtoffer] op [getuige] en haar gemanipuleerd, gechanteerd en omgekocht -door haar geld te geven- om seks met hem te hebben. Wat de verdachte bovendien valt aan te rekenen, is dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie ten name van de verdachte van 20 juli 2020, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest ter zake van zedenmisdrijven.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de mail van trajectondersteuner mevrouw [naam] van 14 oktober 2019 waaruit blijkt dat de vrouw van de verdachte door chronische pijnklachten beperkt is in de opvoedingstaken van de kinderen en afhankelijk is van de verdachte op het gebied van de zorg voor hun jongste dochter.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. In aanmerking nemend de omstandigheden waaronder het strafbare feit is begaan alsmede de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden in beginsel passend en geboden.
De rechtbank ziet echter aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen gelet op overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De verdachte is in deze zaak op 25 juli 2018 voor het eerst als verdachte verhoord. Aangezien het vonnis wordt gewezen op 9 september 2020 is de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak moet worden behandeld met ruim een maand overschreden. De op te leggen gevangenisstraf wordt om die reden met een maand verminderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] , bijgestaan door mr. K. Aantjes heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van €2.500,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren nu er vrijspraak dient te volgen en de vordering bovendien onvoldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. Het slachtoffer heeft voldoende onderbouwd dat zij psychische schade heeft opgelopen als gevolg van het seksueel misbruik. Het is bovendien evident dat seksueel misbruik schadelijke gevolgen heeft voor een minderjarig slachtoffer zoals [slachtoffer] .
De rechtbank is mede gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 2.500,- aan immateriële schade toewijsbaar is.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 maart 2016, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte zal worden veroordeeld en hij jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
17 (zeventien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 2.500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2016 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2016 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. van Vuure, voorzitter,
mr. M.T. Paulides, rechter,
mr. N.F.R. de Rooij, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Badji, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 september 2020.
Mr. Van Vuure is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016084198, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, met bijlagen.
2.Proces-verbaal van aangifte van [naam] , p. 18-20.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 24-31.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 55.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 58-66.
7.Geschrift, bijlage e-mail, p. 99-101.
8.Geschrift, bijlage e-mail, p. 106.
9.Geschrift, bijlage e-mail, p. 107-110.
10.Geschrift, bijlage e-mail, p. 120-121.
11.Geschrift, bijlage e-mail, p. 179.
12.Geschrift, bijlage e-mail, p. 183.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 35.
14.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2020.