ECLI:NL:RBDHA:2020:8915
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ambtshalve uitschrijving uit de Basisregistratie Personen (BRP) op grond van artikel 2.22 van de Wet BRP
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een eigenaar van een pand, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser was sinds 1996 ingeschreven op een adres dat volgens de Basisregistratie Adressen & Gebouwen (BAG) geen woonbestemming heeft. Het college heeft eiser ambtshalve uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (BRP) omdat hij niet wilde meewerken aan een huisbezoek dat nodig was om te verifiëren of hij feitelijk op het adres woonde. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt dat de Wet BRP vereist dat de gegevens in de BRP betrouwbaar zijn en dat de feitelijke verblijfplaats van een persoon correct moet worden geregistreerd. Eiser heeft geweigerd om mee te werken aan een huisbezoek, waardoor het college niet kon vaststellen waar hij daadwerkelijk woonde. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor ambtshalve uitschrijving is voldaan. Eiser heeft alternatieven aangeboden gekregen, maar heeft deze niet geaccepteerd. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en bevestigt de beslissing van het college.
De uitspraak benadrukt het belang van medewerking van de betrokkenen bij het vaststellen van hun woonadres en de gevolgen van het niet meewerken aan dergelijke onderzoeken.