ECLI:NL:RBDHA:2020:8926
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke handhaving van last onder dwangsom en invordering van dwangsommen in omgevingsrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk. Eiser had een last onder dwangsom opgelegd gekregen om bepaalde bouwwerken op zijn perceel te verwijderen, omdat deze zonder de vereiste omgevingsvergunning waren gebouwd. De last hield in dat eiser binnen twee maanden na de verzenddatum van het besluit de bouwwerken diende te verwijderen, met een dreiging van een dwangsom van in totaal € 8.000,-. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 25 juni 2020, die via Skype plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een invorderingsbeschikking in het geding te brengen, die betrekking had op de dwangsommen. Eiser heeft gronden ingediend tegen deze invorderingsbeschikking, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan naar de legalisatiemogelijkheden van de bouwwerken en dat de opgelegde last niet te ver strekte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bouwwerken niet als bestaande bebouwing konden worden aangemerkt, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze reeds voor 1985 aanwezig waren. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder bevoegd was om tot invordering van de dwangsommen over te gaan, omdat eiser de overtredingen niet binnen de gestelde termijn had ongedaan gemaakt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.