ECLI:NL:RBDHA:2020:8928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
NL20.6928
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door onbekende verblijfplaats eiser

In de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. T. Thissen, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.P. de Boo, heeft de rechtbank Den Haag op 10 september 2020 uitspraak gedaan. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 11 maart 2020, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting bleek dat eiser, die eerder was verklaard als MOB (met onbekende bestemming), niet meer bereikbaar was voor zijn gemachtigde. De gemachtigde had sinds 19 mei 2020 geen contact meer kunnen krijgen met eiser en had geen informatie over zijn verblijfplaats. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer had bij zijn beroep, aangezien hij kennelijk geen prijs meer stelde op een inhoudelijke beoordeling van het besluit. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. S. Ok, in aanwezigheid van griffier mr. F.W. de Lange.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.6928 (beroep) en NL20.6929 (voorlopige voorziening)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [#] (gemachtigde: mr. T. Thissen),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in beide zaken heeft plaatsgevonden op 10 september 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening hangende de beroepsprocedure af.

Overwegingen

De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken uit het asielzoekerscentrum. Dit blijkt uit een zogenaamde MOB-melding van 28 juli 2020. De gemachtigde van eiser heeft verder toegelicht (ter zitting) dat hij laatstelijk op 19 mei 2020 contact heeft gehad met eiser. Daarna heeft zijn gemachtigde, ondanks pogingen daartoe via de bij gemachtigde bekende contactgegevens, geen contact meer met hem kunnen krijgen. Eiser is verder niet verschenen ter zitting, terwijl zijn gemachtigde hem wel een bericht (via WhatsApp) heeft gestuurd over de zittingsdatum en tijd. Daarbij komt dat de gemachtigde van eiser ook geen verblijfgegevens van eiser heeft. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van het beroep en dus geen rechtens te honoreren belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Nu het procesbelang is komen te vervallen, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu op het beroep is beslist, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat in beide zaken geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2020 door mr. S. Ok, rechter, in aanwezigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.