ECLI:NL:RBDHA:2020:8928
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door onbekende verblijfplaats eiser
In de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. T. Thissen, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.P. de Boo, heeft de rechtbank Den Haag op 10 september 2020 uitspraak gedaan. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 11 maart 2020, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting bleek dat eiser, die eerder was verklaard als MOB (met onbekende bestemming), niet meer bereikbaar was voor zijn gemachtigde. De gemachtigde had sinds 19 mei 2020 geen contact meer kunnen krijgen met eiser en had geen informatie over zijn verblijfplaats. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer had bij zijn beroep, aangezien hij kennelijk geen prijs meer stelde op een inhoudelijke beoordeling van het besluit. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. S. Ok, in aanwezigheid van griffier mr. F.W. de Lange.