ECLI:NL:RBDHA:2020:8982
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Op 10 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 10 augustus 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een vrouw, geboren in 1970 in Egypte, die op dat moment in Nederland woonde. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden, vanwege de coronamaatregelen. Betrokkene, die een alleenstaande moeder is van vier kinderen, heeft aangegeven dat zij het niet eens is met het verzoek en dat zij geen problemen heeft. Haar advocaat heeft verzocht om afwijzing van het verzoek en heeft bezwaar gemaakt tegen de telefonische behandeling.
De behandelende arts heeft echter aangegeven dat betrokkene in het verleden psychotisch is geworden na het stoppen met medicatie en dat er zorgen zijn over haar huidige situatie, die onveilig is voor haar en haar kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van drie maanden, tot en met 10 december 2020, en heeft de verzoeken om andere vormen van verplichte zorg afgewezen. De rechtbank heeft begrip getoond voor het bezwaar van de advocaat tegen de telefonische zitting en zal dit signaal doorgeven aan de betrokken instanties.