ECLI:NL:RBDHA:2020:8982

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
C/09/597844 / FA RK 20-5560
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 10 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 10 augustus 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een vrouw, geboren in 1970 in Egypte, die op dat moment in Nederland woonde. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden, vanwege de coronamaatregelen. Betrokkene, die een alleenstaande moeder is van vier kinderen, heeft aangegeven dat zij het niet eens is met het verzoek en dat zij geen problemen heeft. Haar advocaat heeft verzocht om afwijzing van het verzoek en heeft bezwaar gemaakt tegen de telefonische behandeling.

De behandelende arts heeft echter aangegeven dat betrokkene in het verleden psychotisch is geworden na het stoppen met medicatie en dat er zorgen zijn over haar huidige situatie, die onveilig is voor haar en haar kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van drie maanden, tot en met 10 december 2020, en heeft de verzoeken om andere vormen van verplichte zorg afgewezen. De rechtbank heeft begrip getoond voor het bezwaar van de advocaat tegen de telefonische zitting en zal dit signaal doorgeven aan de betrokken instanties.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/597844 / FA RK 20-5560
Datum beschikking: 10 september 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] , Egypte,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. N.J. Batelaan te Rijswijk Zh.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 augustus 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 4 augustus 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een niet ingevulde zorgkaart;
- een zorgplan, ondertekend op 5 augustus 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 6 augustus 2020;
- een blanco uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 september 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [behandelaar]
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft meegedeeld dat zij liever had gezien dat het verzoek werd behandeld op een zitting op de rechtbank en niet per telefoon. Betrokkene heeft aangegeven een alleenstaande moeder te zijn en de zorg voor vier kinderen te hebben. Zij heeft geen problemen, is psychisch en lichamelijk helemaal gezond en zij is het dan ook niet eens met het verzoek.
De advocaat heeft namens betrokkene primair verzocht om afwijzing van het verzoek en subsidiair om de vormen van verplichte zorg tot het minimum te beperken. Hoewel er in het verleden wel situaties zijn geweest welke onveilig en onwenselijk waren is het van belang hoe het nu met betrokkene gaat. Betrokkene maakt bezwaar tegen de voorgeschreven medicatie en zou daarover dan ook graag in gesprek gaan. Tot slot heeft de raadsman meegedeeld dat het voor hem niet helemaal duidelijk is waarom de zitting niet via een beeldverbinding plaats zou kunnen vinden omdat het zeer belangrijk is dat iedereen elkaar kan zien. De raadsman maakt dan ook bezwaar tegen de telefonische zitting.
De behandelaar heeft naar voren gebracht dat betrokkene in het verleden vaker psychotisch is geworden nadat zij is gestopt met de medicatie. Wanneer zij medicatie neemt gaat het betrekkelijk goed en kan zij redelijk samenwerken. Wanneer zij stopt met medicatie dan zijn er onder andere zorgen van Veilig Thuis en gebeuren er regelmatig dingen die onveilig zijn. Recent hebben zich nog incidenten voorgedaan. Diverse instanties, waaronder Stichting Jeugdbescherming West en Veilig Thuis, zijn betrokken maar betrokkene weigert ze toe te laten. Zij wil het allemaal zelf doen. Dit zorgt voor veel onveiligheid, ook voor de kinderen. Betrokkene heeft hulp nodig en zal medicatie moeten gebruiken. Op dit moment is er geen samenwerking met betrokkene meer mogelijk. Er moeten lab controles worden verricht maar zij weigert dit. Mogelijk is er wel overleg geweest met betrokkene over de medicatie maar zij heeft meermalen aangegeven geen medicatie meer nodig te hebben.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.
Op 6 februari 2020 is door de rechtbank een Bopz machtiging verleend tot en met
6 augustus 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- opnemen in een accommodatie, uitsluitend wanneer betrokkene opnieuw door een onafhankelijk psychiater is beoordeeld.
Nu de behandelaar ter zitting heeft meegedeeld de vormen van verplichte zorg: beperken van de bewegingsvrijheid en aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, niet nodig te hebben, zal de rechtbank deze vormen van verplichte zorg niet toewijzen.
Met betrekking tot de opname overweegt de rechtbank dat de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
De rechtbank heeft begrip voor het bezwaar van de raadsman tegen een telefonische zitting en zal dit signaal ter kennis brengen van degenen die het beleid met betrekking tot de zittingsmodaliteiten in tijden van Covid-19 vaststellen.
Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat betrokkene in een eerder stadium bereid is geweest een zorgmachtiging te accepteren. Ter zitting heeft betrokkene echter meegedeeld het niet eens te zijn met het verzoek. De rechtbank acht de mogelijkheid aanwezig dat betrokkene op termijn wel bereid is om vrijwillig mee te werken met de behandeling en medicatie te accepteren. Gelet hierop zal de rechtbank de zorgmachtiging toewijzen voor een zo kort mogelijke periode. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend voor de duur van 3 maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] , Egypte,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- opnemen in een accommodatie, uitsluitend wanneer betrokkene opnieuw door een onafhankelijk psychiater is beoordeeld;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 december 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, bijgestaan door S.A. van Schaik-van Dommelen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 september 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op *.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.