ECLI:NL:RBDHA:2020:9020
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot handhaving ondertoezichtstelling onder regulier jeugdbeschermingsteam
In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 september 2020 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van de vader met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige kind. De vader verzocht de kinderrechter te bepalen dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling onder een regulier jeugdbeschermingsteam zou blijven vallen, in plaats van over te gaan naar Team Veiligheid JB. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, de bevoegdheid heeft om de uitvoering van de ondertoezichtstelling toe te bedelen aan een andere jeugdbeschermer. De kinderrechter heeft de feiten in de zaak overwogen, waaronder de erkenning van het kind door de vader en de gezamenlijke ouderlijke verantwoordelijkheid van de vader en de moeder. De kinderrechter heeft ook kennisgenomen van de communicatieproblemen tussen de vader en de jeugdzorgwerkers, evenals de zorgen van de vader over de gevolgen van de overdracht naar Team Veiligheid JB.
Tijdens de zitting is gebleken dat de vader vreest dat de inschakeling van Team Veiligheid JB negatieve gevolgen zal hebben voor hem en zijn dochter. De gecertificeerde instelling heeft echter verweer gevoerd en gesteld dat de overdracht naar Team Veiligheid JB binnen hun beleidsvrijheid valt. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de vader niet-ontvankelijk is, maar heeft het verzoek ook afgewezen op inhoudelijke gronden. De kinderrechter heeft benadrukt dat de wijziging van jeugdbeschermers niet onredelijke consequenties heeft voor de doelen van de ondertoezichtstelling en dat het herstel van contact tussen de vader en het kind nog steeds mogelijk is.
De kinderrechter heeft de vader aangespoord om op een positieve manier in contact te treden met de huidige jeugdbeschermers, zodat er een goede samenwerkingsrelatie kan ontstaan. De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken.