ECLI:NL:RBDHA:2020:9021
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek wijziging zorg- en opvoedtaken in het belang van de minderjarige
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, ingediend door de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De rechtbank had eerder al een zorgregeling vastgesteld, maar deze was niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard en was geschorst door een hoger beroep van de moeder. De kinderrechter oordeelde dat het vaststellen van een nieuwe zorgregeling de rechtsgang bij het Hof zou belemmeren, aangezien er nog geen uitspraak was gedaan over de eerdere beschikking. De kinderrechter benadrukte dat alleen nieuwe feiten of omstandigheden aanleiding zouden kunnen geven voor een wijziging van de zorgregeling, maar deze waren niet gesteld of gebleken. Daarom werden de verzoeken tot wijziging van de zorgregeling afgewezen.
Daarnaast was er een zelfstandig verzoek van de moeder tot wijziging van het gezag over de minderjarige. De kinderrechter oordeelde dat er onvoldoende samenhang was tussen het verzoek tot wijziging van de zorgregeling en het verzoek tot gezagswijziging. Hierdoor werd de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot gezagswijziging. De kinderrechter besloot uiteindelijk om de verzoeken van de gecertificeerde instelling, de vader en de moeder tot wijziging van de zorgregeling af te wijzen en het verzoek van de moeder tot gezagswijziging niet-ontvankelijk te verklaren. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.