In deze zaak heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. A.A. Ubbergen, op 22 april 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 1 oktober 2019. De staatssecretaris heeft op 11 mei 2020 een verweerschrift ingediend. Door de coronamaatregelen heeft de rechtbank de behandeling van de zaak enige tijd aangehouden, maar na versoepeling van deze maatregelen is de behandeling hervat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes maanden heeft beslist, wat betekent dat het beroep terecht is ingediend. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van eiseres op 2 april 2020 geldig is, aangezien de wettelijke beslistermijn op 31 maart 2020 was verstreken.
De rechtbank heeft vervolgens de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken na dat gehoor een besluit op de aanvraag bekend te maken, met een maximale termijn van zestien weken na de uitspraak. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 262,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, en is bekendgemaakt zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.