2.12.Op 2 april 2013 heeft [de deskundige] een definitief rapport uitgebracht, waarbij hij de reacties van partijen heeft verwerkt. Hij komt onder meer tot de volgende bevindingen (onderstreping van de vragen toegevoegd):
1a.Hoe luidt op grond van het aan u verstrekte dossier (de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van de gezondheidsklachten van [de minderjarige] , het verloop van de klachten, de toegepaste behandeling en het resultaat van deze behandelingen zulks tot de datum van het consult op 9 februari 2005? Beschrijving beloop ziekteproces en medische behandeling.
(…)
Conclusie n.a.v. mijn analyse
Indien [de minderjarige] > 2 maal een herpes infectie van de arm heeft ontwikkeld, in combinatie met 2 maal een bacteriële infectie van het Kno-gebied, dan was oriënterend onderzoek naar het afweersysteem gerechtvaardigd geweest (...).
1cWat is uw antwoord op de vragen 1a en 1b als u het relaas van de ouders en het relaas van [A] daarbij betrekt?
Analyse:
Zoals eerder aangegeven zou [A] moeten zijn uitgegaan van de conclusies onder vraag 1b. Op basis van deze lijst dient volgens de normen van “professionele standaard” een oriënterend onderzoek naar immuunstatus van het kind te worden uitgevoerd. Dit onderzoek zou ook tegemoetkomen aan de ongerustheid van ouders. (…)
Uitgaande van de beschrijvingen van lichamelijk onderzoek bij huisarts en [A] kan het dramatische beloop vanaf 13-03-2005 echter niet worden voorspeld. Het gevolgde klinische beloop van [de minderjarige] geeft geen aanleiding tot een sterk vermoeden op bestaan van een immuundeficiëntie.
1dHoe luiden uw diagnostische overwegingen ten aanzien van de gezondheidssituatie van [de minderjarige] tot aan het consult op 9 februari 2005? Wïlt u daarbij zo mogelijk ingaan op de “immunologische status” van [de minderjarige]
Hoewel de situatie van [de minderjarige] nog niet alarmerend is te noemen in termen van verdenking op een immuundeficiëntie dient de afbuiging van de gewichtscurve (…) te worden beschouwd als een symptoom dat verder onderzoek behoeft. (…)
In mijn opinie is het beloop naar een bacteriële meningitis door pneumokokken op 11-03-2005 niet te voorspellen geweest op basis van de anamnese en de ongerustheid van moeder, het lichamelijk onderzoek door [A] of het zojuist voorgestelde aanvullende onderzoek naar de immuunstatus. Wanneer ik de intake van de IC opname dd 11-03-2005 lees voldoet de presentatie aan de klassieke kenmerken van een acuut beloop van meningitis: sinds 2 dagen weer klachten (verkouden en oorpijn) en op de dag van opname hoge koorts gepaard gaande met bleekheid, sufheid en braken.
Vraag 2
Heeft [A] op 9 februari 2005 en in de daarop volgende periode naar uw oordeel de zorg aan [de minderjarige] gegeven overeenkomstig de professionele standaard anno 2005? (…)
(…) Volgens de professionele standaard was oriënterend onderzoek naar de immuunstatus op dat moment geïndiceerd geweest (…). Conform de beantwoording op vraag 1d had de pneumokokken meningitis van 11-03-2005 niet voorspeld kunnen worden uitgaande van anamnese, lichamelijk onderzoek en voorgesteld diagnostiek onder 1d.
Vraag 3
3aIndien u vraag 2 ontkennend beantwoordt en derhalve van oordeel bent dat de zorg voor [de minderjarige] niet voldeed aan de norm anno 2005, wilt u dan aangeven waaruit die zorg dan wel had moeten bestaan en hoe wel gehandeld had moeten worden (…)?
(…)
Er zijn 2 punten te noemen die hadden bijgedragen tot betere zorg:
uitvoeren van oriënterend onderzoek naar de immuunstatus.
Anamnese uitdiepen, vooral nadat moeder in het telefonisch contact op 25-02-2005 opnieuw haar zorgen had geuit. [A] had zich nadrukkelijker op de hoogte moeten stellen van de redenen waarom moeder ongerust bleef. Er was dan ruimte geboden om alle (medische) informatie boven tafel te krijgen, inclusief de herpes infecties van de huid en een correcte interpretatie van de gegevens.
Op basis van de gepresenteerde gegevens is niet af te leiden dat een andere / specifieke behandeling zou moeten zijn gestart. Wel had de behandelend arts laagdrempelige controles kunnen afspreken om een beter beeld te krijgen van de gezondheidstoestand van [de minderjarige] .
(…).
Vraag 5
Hoe zou het beloop zijn geweest in de situatie zonder fout en bij adequaat medisch handelen vanaf 9 februari 2005?
Antwoord op vraag 5
Indien [A] ruimte had genomen om de anamnese verder uit te diepen en een luisterend oor had voor moeder dan was wederzijds begrip en vertrouwen gegroeid. Mogelijk was [A] dan beter op de hoogte geweest van [de minderjarige] ’s ziektegeschiedenis en had zij de onrust van moeder beter kunnen plaatsen. Ook zou de relatie tussen afbuigende groeicurve en eczema herpeticum wellicht zijn gelegd. Het medische beloop (het ontwikkelen van pneumokokken meningitis) zou niet anders geweest zijn indien [A] de ziektegeschiedenis van [de minderjarige] beter had doorgrond of diagnostiek had ingezet naar de immuunstatus van [de minderjarige] .
Vraag 6
Kunt u, alles overziende, en gelet op uw antwoord op de hieraan voorafgaande vragen aangeven of en zo ja, in hoeverre er een causaal verband is tussen het handelen van [A] op 09 en 23 februari 2005 en de op 11 maart 2005 bij [de minderjarige] gediagnosticeerde meningitis? (…)
Antwoord op vraag 6
Mijns inziens is er geen causaal verband tussen het handelen van [A] op 09 en 23 februari 2005 en het optreden van de pneumokokken meningitis op 11-03-2005. De tijdsperiode tussen 23 februari en 11 maart is te lang om te veronderstellen dat op 23 februari er al sprake was van een ernstige pneumokokken infectie of een pneumokokken meningitis die niet is herkend. Het is mogelijk dat [de minderjarige] drager was van pneumokokken, maar dragerschap zou volgens de “professionele standaard” geaccepteerd worden en niet leiden tot behandelen. De intake van de IC-opname ondersteunt de aanname dat de pneumokokken meningitis bij [de minderjarige] volgens klassieke presentatie is verlopen (nieuwe verkoudheidsklachten 2 dagen voor debuut van meningitis en acute verslechtering op dag van opname).
Het beloop van een pneumokokken is zeer snel in de tijd. In de literatuur zijn er meerdere voorbeelden beschreven van kinderen die de avond tevoren gezond naar bed gingen en de volgende ochtend stervend in bed zijn aangetroffen.
Een studie van Ostergaard et al. (bijlage 2) vermeldt dat in 58% van de meningitis patiënten een primair focus kan worden gevonden, doch klachtenpatroon in tijdsrelatie tot de meningitis is maximaal enkele dagen voorafgaand aan de meningitis (zie bijlage 1). In 42% van de gevallen kon geen focus worden gevonden en was de pneumokokken meningitis de eerste en enige manifestatie van de ziekte. In geval van [de minderjarige] zijn opnieuw KNO klachten aanwezig 2 dagen voorafgaand aan opname, die waarschijnlijk geëvolueerd zijn in een pneumokokken meningitis. Er zijn geen kweekgegevens bekend van middenoorvocht, wel is een sputumkweek positief voor pneumokokken bij opname op de IC, hetgeen dragerschap bevestigt.