ECLI:NL:RBDHA:2020:9253
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvragen van Jemenitische gezin
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvragen van een Jemenitisch gezin. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen van de eisers, die reeds internationale bescherming in Cyprus genieten, niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, hebben hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 augustus 2020 hebben de eisers hun situatie toegelicht, waarbij zij benadrukten dat terugkeer naar Cyprus hen in strijd met artikel 3 van het EVRM zou brengen, gezien de slechte omstandigheden voor statushouders daar.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had aangenomen dat Cyprus zijn verdragsverplichtingen naleeft en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de eisers bij terugkeer in Cyprus in een onveilige situatie zouden belanden. De rechtbank wees erop dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd om hun claims te onderbouwen. Bovendien was het feit dat zij in Cyprus een asielstatus hadden verkregen en daar enige tijd opvang hadden genoten, een indicatie dat zij niet in een onveilige situatie verkeerden.
De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van de eisers niet slagen en verklaarde de beroepen ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door rechter mr. S. Ok, in aanwezigheid van griffier mr. Y.D. Ancion. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.