ECLI:NL:RBDHA:2020:9253

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
NL20.11649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvragen van Jemenitische gezin

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvragen van een Jemenitisch gezin. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen van de eisers, die reeds internationale bescherming in Cyprus genieten, niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, hebben hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 augustus 2020 hebben de eisers hun situatie toegelicht, waarbij zij benadrukten dat terugkeer naar Cyprus hen in strijd met artikel 3 van het EVRM zou brengen, gezien de slechte omstandigheden voor statushouders daar.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had aangenomen dat Cyprus zijn verdragsverplichtingen naleeft en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de eisers bij terugkeer in Cyprus in een onveilige situatie zouden belanden. De rechtbank wees erop dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd om hun claims te onderbouwen. Bovendien was het feit dat zij in Cyprus een asielstatus hadden verkregen en daar enige tijd opvang hadden genoten, een indicatie dat zij niet in een onveilige situatie verkeerden.

De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van de eisers niet slagen en verklaarde de beroepen ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door rechter mr. S. Ok, in aanwezigheid van griffier mr. Y.D. Ancion. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.11649 en NL20.11651

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [#] ,

[eiseres] , eiseres,

geboren op [geboortedatum 2] ,
V-nummer: [##] ,
en hun minderjarige kinderen:
[kind 1],
geboren op: [geboortedatum 3] , V-nummer: [###] en
[kind 2],
geboren op: [geboortedatum 4] , V-nummer: [####] ,
allen van Jemenitische nationaliteit,
tezamen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij afzonderlijke besluiten van 25 mei 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de eisers verzoeken om een voorlopige voorziening (zaken NL20.11650 en NL20.11652), plaatsgevonden op 27 augustus 2020. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door mr. A. Stoel, als waarnemer van hun gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer M. Muradian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers niet-ontvankelijk bevonden omdat eisers reeds internationale bescherming in Cyprus genieten.
2. Eisers voeren in de kern aan dat hen bij terugkeer naar Cyprus een behandeling in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) te wachten staat. Dat aan hen door Cyprus een verblijfsstatus is verleend, betekent niet dat zij in Cyprus ook alle uit deze status voortvloeiende rechten hebben, of daar daadwerkelijk aanspraak op kunnen maken. Cyprus komt zijn verdragsverplichtingen jegens statushouders niet na. De situatie in Cyprus is voor statushouders zoals zijzelf moeilijk, vooral nadat zij de opvang hebben moeten verlaten. Er is werkloosheid onder statushouders, ernstige tekortkomingen in de integratie van vluchtelingen en een gebrek aan toegang tot medische zorg, huisvesting, zorg en onderwijs. Er wordt bovendien niet effectief opgetreden tegen vreemdelingenhaat en racisme tegen statushouders. Eisers verwijzen daartoe naar hun eigen ervaringen in Cyprus. Dit alles klemt te meer omdat eisers kwetsbaar zijn nu zij een gezin vormen met twee zeer jonge kinderen waarvan de zoon ( [kind 1] ) medische klachten heeft. Ter zitting hebben eisers de medische situatie van zoon [kind 1] toegelicht. Zij hebben nogmaals gesteld dat hij astma heeft en dat hij doorverwezen is naar een kinderspecialist om de diagnose vast te stellen.
2.1
De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat Cyprus de verdragsverplichtingen uit hoofde van bijvoorbeeld artikel 3 van het EVRM naleeft. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat Cyprus zijn internationale verplichtingen in het algemeen niet nakomt jegens statushouders. Eisers hebben namelijk geen algemene informatie overgelegd om hun stellingen op dit punt te staven, terwijl dit wel op hun weg lag.
2.2
Daarnaast hebben eisers ook met hun persoonlijk relaas niet aannemelijk weten te maken dat de Cypriotische autoriteiten hen niet willen of kunnen helpen. Zo hebben eisers verklaard dat zij, ook nadat hen een asielstatus was verleend, nog langer dan een jaar opvang hebben genoten in Cyprus, en daarbij leefgeld hebben ontvangen. Ook is aan hen een zorgpas verstrekt en hebben zij toegang tot medische zorg gehad. Verder blijkt uit hun verklaringen dat eiser gewerkt heeft – in onder meer de agrarische sector – en dat zij een huis hebben kunnen huren.
2.3
Bovendien heeft verweerder terecht gesteld dat eisers zich, bij voorkomende problemen bij het effectueren van hun rechten, voldoende moeten hebben ingespannen om
hulp en bescherming van (hogere) Cypriotische autoriteiten of instanties, te verkrijgen, alvorens te vertrekken naar Nederland. Dat zij naar hun zeggen naar bepaalde instanties/organisaties geweest zouden zijn om te klagen/vragen om hulp zoals bij de organisaties EASO en Welfare, is door verweerder terecht als onvoldoende aangemerkt. Daarbij stelt de rechtbank vast dat eisers over de gestelde discriminatie in het geheel niet geklaagd hebben in Cyprus.
2.4
Ten aanzien van het betoog van eisers dat zij over beeldmateriaal beschikken en dat verweerder dat ten onrechte niet heeft bekeken en meegewogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien daar nader onderzoek naar te verrichten reeds gelet op wat is overwogen onder rechtsoverweging 2.3. Overigens heeft verweerder ook terecht erop gewezen dat eisers hebben verklaard dat deze beelden zien op de opvang van asielzoekers in Cyprus. Nu eisers statushouders zijn, is de opvangsituatie van asielzoekers echter niet relevant voor hun situatie, want zij hoeven niet te verblijven in de opvang.
2.5
Verder vat de rechtbank eisers’ stelling over de kwetsbaarheid van het gezin op als een beroep op het arrest Ibrahim [1] . Verweerder heeft terecht gesteld dat van bijzondere kwetsbaarheid als bedoeld in voornoemd arrest niet is gebleken. Het enkele feit dat dit een gezin met jonge kinderen betreft is daartoe onvoldoende, omdat twee ouders in beeld zijn, zodat een van de ouders in beginsel de handen vrij heeft om in het levensonderhoud te voorzien en zich indien nodig tot de Griekse autoriteiten kan wenden om hun rechten als statushouders te effectueren.
Daarnaast heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat geen medische informatie is overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van medische problematiek bij [kind 1] , waardoor eisers als gezin bijzonder kwetsbaar zijn.
2.6
Verweerder heeft zich gelet op het voorgaande terecht op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Cyprus in een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM terecht zullen komen en dat hij dus niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft mogen uitgaan. De aanvragen zijn terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.7
De beroepsgronden slagen niet.
3. Daarmee zijn de beroepen ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ok, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.D. Ancion, griffier.
De uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, vindplaats: ECLI:EU:C:2019:219.