Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)
Artikel 2, voor zover hier van belang:
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
3. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het bevorderen van een doelmatig of zuinig energiegebruik;
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld omtrent:
a. het toepassen van verkeerstekens en onderborden;
b. het treffen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg; c. het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer;
2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld betreffende het toepassen van verkeerstekens en onderborden.
3. Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld betreffende inrichting, plaatsing, kleur, afmeting en materiaal van verkeerstekens en onderborden.
1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
2. Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BAWB)
Artikel 12
De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit:
I de borden die zijn opgenomen in de hoofdstukken A tot en met G van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, uitgezonderd de borden C22 en E9, alsmede de borden E4, E12 en E13 tenzij onder deze verkeersborden een onderbord als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel d, wordt aangebracht, dan wel toepassing wordt gegeven aan artikel 8, derde lid;
II (…);
Artikel 21
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Artikel 24
Verkeersbesluiten worden genomen na overleg met:
Artikel 27
Verkeersbesluiten als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet treden in werking met ingang van de dag, nadat een termijn van zes weken na de dag waarop het besluit is bekend gemaakt, is verstreken.
De bijlage van het Programma van Eisen (PvE)1 Uitbreiding- en realisatieproces openbare laadinfrastructuur
3 Voorwaarden en afwegingen plaatsing Oplaadobject
Naast de criteria voor het indienen van een geldig uitbreidingsverzoek worden bij de uitbreiding van het openbare Laadnetwerk bepaalde afwegingen meegewogen in het besluit tot plaatsing van een nieuw Oplaadobject over te gaan. Dit betreft 4 afwegingen, waarin, onder meer, wordt meegewogen of er Oplaadobjecten voorhanden zijn binnen een straal van 250 meter van het adres van de indiener van het uitbreidingsverzoek.
4 Voorwaarden locatiekeuze Oplaadobject
Het Oplaadobject wordt geplaatst bij twee parkeerplaatsen. Bij het bepalen van een nieuwe Oplaadlocatie wordt rekening gehouden met bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend:
1. Het voorkomen van (onnodige) wegopbrekingen (kabels en leidingen KLIC/pre-check).
5. Het voorkomen van beschadiging van boomwortels en bomen.
7. Locatiekeuze niet in de directe nabijheid van andere objecten in de openbare ruimte zoals fietsenrekken, vuilcontainers, bomen en straatmeubilair.
11. Het Oplaadobject wordt bij voorkeur iet geplaatst voor de deur of het raam van een woonhuis.
16. Het Oplaadobject wordt ten minste 2 meter van een boom geplaatst en niet tussen het struikgewas of (boom)wortels.
N.B. Bovenstaande voorwaarden kunnen gedurende de looptijd van de overeenkomst worden gewijzigd door de Concessieverlener.