ECLI:NL:RBDHA:2020:9321
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- V.E. van der Does
- E. de Jong
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te maken met een afwijzing van zijn aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, dat op 18 maart 2020 werd genomen, werd door de verzoeker bestreden, waarna hij de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting vond plaats op 16 juli 2020, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. G. van Reemst, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. S. de Vita. Tijdens de zitting werd ook mevrouw N. Fictoor als tolk ingeschakeld. De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL20.7443) die verband hield met het beroep van de verzoeker, was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.