ECLI:NL:RBDHA:2020:9364

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
NL20.11126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Servische eiseres en haar minderjarige kinderen wegens veilig land van herkomst en coronamaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in de asielaanvraag van een Servische eiseres, die deze aanvraag had ingediend voor haarzelf en haar minderjarige kinderen. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De eiseres had aangevoerd dat zij en haar gezin problemen ondervonden met een persoon genaamd [A] na hun terugkeer naar Servië vanuit Duitsland. De rechtbank oordeelde dat Servië als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat de eiseres niet voldoende had aangetoond dat haar persoonlijke situatie een uitzondering op deze regel rechtvaardigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Servië niet de bescherming kan krijgen die zij nodig heeft. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat de problemen met [A] zo ernstig waren dat dit haar asielaanvraag zou rechtvaardigen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de coronamaatregelen geen aanleiding gaven voor het verlenen van een verblijfsvergunning regulier, omdat de eiseres geen aanvraag had ingediend voor een dergelijke vergunning.

De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en benadrukt dat de eiseres zich moet voorbereiden op terugkeer naar Servië zodra internationaal reizen weer mogelijk is. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.11126
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres]V-nummer: [V-nummer] , eiseres mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1], V-nummer: [V-nummer]
[minderjarige 2], V-nummer: [V-nummer]
[minderjarige 3], V-nummer: [V-nummer]
[minderjarige 4], V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De zaak van eiseres heeft samenhang met de zaken NL20.11124, NL20.11128 en NL20.11130 omdat het één gezin is. In verband met de bijzonderheden van iedere zaak wordt in iedere zaak afzonderlijk uitspraak gedaan.
Eiseres heeft de Servische nationaliteit en is geboren op [1985] . Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij, na een periode in Duitsland te hebben verbleven, is teruggestuurd naar Servië. Bij terugkeer hebben eiseres en haar gezinsleden problemen gekregen met [A] . Deze persoon eiste geld van eiseres en
haar gezin. Toen zij geen geld meer hadden, heeft [A] haar dochter [B] in het bijzijn van het hele gezin verkracht. Daarna bleef het treiteren doorgaan. De echtgenoot van eiseres is mishandeld. Eiseres heeft verder aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat het leven van mensen met een Roma afkomst in Servië zwaar is. Eiseres en haar gezinsleden hebben Servië in februari 2019 verlaten.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen met [A] na terugkeer uit Duitsland;
  • moeilijkheden vanwege Roma afkomst.
4. Verweerder heeft deze relevante elementen geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Servië kan worden beschouwd als veilig land van herkomst. Eiseres heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat Servië ten aanzien van haar persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en niet kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de gronden van beroep een aantal
stellingen uit de zienswijze letterlijk heeft herhaald. De rechtbank overweegt dat eiseres met de enkele herhaling van wat in de zienswijze is aangevoerd niet duidelijk heeft gemaakt op welke punten het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen onjuist of onvolledig is en waarom, zodat dit niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.
Veilig land van herkomst
6. Eiseres voert aan dat verweerder niet dan wel onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij niet wordt gevolgd in haar verklaring dat [A] een bekende was van de politie, terwijl de problemen die eiseres en haar gezin met [A] hadden wel geloofwaardig zijn geacht.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet wordt gevolgd in haar verklaring dat [A] een bekende van de politie was omdat dit enkel een vermoeden is, dat niet nader is onderbouwd door eiseres. Verweerder heeft in het verweerschrift niet ten onrechte opgemerkt dat de omstandigheid dat het asielrelaas van eiseres geloofwaardig is geacht niet maakt dat eiseres ook moet worden gevolgd in haar standpunt dat zij geen bescherming kan krijgen bij de (hogere) autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiseres voert aan dat Roma’s in Servië te maken krijgen met ernstige vormen van discriminatie, waardoor het onmogelijk is om maatschappelijk en sociaal goed te kunnen functioneren. Ter onderbouwing van deze grond verwijst eiseres naar algemene bronnen. De informatie uit deze bronnen ondersteunt het asielrelaas van eiseres.
9. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken, ook niet uit de door eiseres aangehaalde algemene bronnen, dat er in het geval van eiseres sprake is van een dusdanige ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden dat het voor haar onmogelijk is om op
maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat eiseres blijkens haar verklaringen in het bezit was van een paspoort in Servië waarmee zij legaal is uitgereisd en dat haar echtgenoot in Servië scholing heeft gevolgd en heeft gewerkt. De beroepsgrond slaagt niet.
Verblijfsvergunning regulier in verband met corona
10. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om te toetsen of eiseres in verband met de coronapandemie ambtshalve in het bezit moet worden gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.6, artikel 3.6a, artikel 3.6b aanhef en onder a en artikel 3.6ba van het Vb1.
11. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt en overweegt daartoe als volgt. Verweerder heeft niet hoeven toetsen aan artikel 3.6 van het Vb omdat eiseres geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. Verweerder heeft blijkens het betreden besluit wel getoetst aan artikel 3.6a van het Vb. Verweerder heeft immers overwogen dat de door eiseres aangevoerde informatie geen aanleiding geeft om ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het EVRM2 te verlenen. Ook blijkt uit het bestreden besluit dat verweerder heeft getoetst aan artikel 3.6b, aanhef en onder a en artikel 3.6ba van het Vb. Verweerder heeft namelijk overwogen dat niet is gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven om eiseres op humanitaire gronden in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiseres heeft in de zienswijze aangevoerd dat zij door beëindiging van het rechtmatig verblijf geen recht meer zal hebben op opvang en zorg en dat zij vanwege de coronapandemie niet terug kan reizen naar Servië. Verweerder heeft over deze omstandigheden terecht gesteld dat eiseres recht op opvang en medische zorg behoudt totdat internationaal reizen weer mogelijk is en heeft deze omstandigheden niet hoeven aanmerken als bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven om aan eiseres een verblijfsvergunning regulier te verlenen.
12. Eiseres voert aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet is ingegaan op de door haar in de zienswijze aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 28 april 20203, waarin is bepaald dat er op dit moment geen enkel zicht is op vluchten naar Servië en dat dit ook niet op redelijke termijn is te voorzien.
13. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de zienswijze naar de betreffende uitspraak heeft verwezen in het kader van haar betoog dat zij na afwijzing van de asielaanvraag geen rechtmatig verblijf meer heeft en dus ook geen recht op opvang en medische zorg meer heeft, dat het vanwege de coronapandemie onmogelijk is om terug te reizen naar Servië, en dat aan eiseres gelet op deze bijzondere, individuele omstandigheden een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd moet worden verleend. Hoewel verweerder in het bestreden besluit niet expliciet is ingegaan op de door eiseres genoemde uitspraak, heeft verweerder zich, gelet op het oordeel van de rechtbank in alinea 11, reeds voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een
1. Vreemdelingenbesluit 2000.
2 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3 NL20.8976.
verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in verband met de door haar geschetste omstandigheden. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 64 Vw4
14. Eiseres voert aan dat, indien aan haar dochter [B] een verblijfsvergunning wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vw, aan haar als moeder eveneens een verblijfsvergunning moet worden verleend.
15. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit omdat de rechtbank bij uitspraak van heden in de zaak van dochter [B] (NL20.11130) heeft geoordeeld dat verweerder aan haar geen uitstel van vertrek heeft hoeven verlenen op grond van artikel 64 van de Vw.

Vertrektermijn en inreisverbod

16. Eiseres voert aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft nagelaten om te motiveren waarom aan haar, in verband met de coronapandemie en de reisbeperkingen die daar het gevolg van zijn, een vertrektermijn is onthouden en, in het verlengde daarvan, een inreisverbod aan haar is opgelegd.
17. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgronden niet slagen. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan aan haar een vertrektermijn moet worden gegund dan wel op grond waarvan verweerder had moeten afzien van het uitvaardigen van een inreisverbod. Verweerder heeft de maatregelen rondom het coronavirus niet hoeven aanmerken als bijzondere, individuele omstandigheden maar heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiseres opvang in Nederland behoudt totdat internationaal reizen weer mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank kan van eiseres in het kader van haar vertrekplicht dan ook worden verwacht dat zij zich onmiddellijk naar Servië begeeft zodra dat mogelijk is.

Conclusie

18. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4 Vreemdelingenwet 2000.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
23 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.