ECLI:NL:RBDHA:2020:9383

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
NL20.11124
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Servische eiser wegens veilig land van herkomst en coronamaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Servische eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat Servië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijk niet beschermd zou worden in Servië. De eiser had problemen ondervonden met een man genaamd [A] na zijn terugkeer uit Duitsland, maar de rechtbank vond dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat hij in Servië niet veilig zou zijn.

De rechtbank overwoog verder dat de eiser geen bijzondere, individuele omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om hem een verblijfsvergunning regulier te verlenen, ook niet in het licht van de coronamaatregelen. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van de eiser terecht was afgewezen en dat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.11124
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De zaak van eiser heeft samenhang met de zaken NL20.11126, NL20.11128 en NL20.11130 omdat het één gezin is. In verband met de bijzonderheden van iedere zaak wordt in iedere zaak afzonderlijk uitspraak gedaan.
Eiser heeft de Servische nationaliteit en is geboren op [1985] . Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij, na een periode in Duitsland te hebben verbleven, in januari 2018 is teruggestuurd naar Servië. Bij terugkeer hebben eiser en zijn gezinsleden problemen gekregen met [A] . Deze man kwam samen met andere mannen naar het huis van eiser. Eiser heeft hem geld en gouden ringen gegeven. Toen [A] terugkwam en eiser geen geld meer had, werd eiser geslagen, werden zijn kinderen met messen bedreigd en werd zijn dochter [B] in het bijzijn van het hele gezin verkracht. Na dit incident zijn de mannen nog meerdere keren langs geweest, waarbij eiser is
bedreigd en mishandeld. Verder heeft eiser aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij als zigeuner/Roma nergens terecht kan en onder slechte omstandigheden leeft. Eiser en zijn gezinsleden hebben Servië in februari 2019 verlaten.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen met [A] na terugkeer uit Duitsland;
  • geen mogelijkheden als zigeuner/Roma.
4. Verweerder heeft deze relevante elementen geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de aanvraag van eiser echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Servië kan worden beschouwd als veilig land van herkomst. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat Servië ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en niet kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser in de gronden van beroep een aantal stellingen uit de zienswijze letterlijk heeft herhaald. Ook heeft eiser in de gronden van
beroep enkele verklaringen herhaald die hij eerder heeft afgelegd tijdens het gehoor veilig land van herkomst. De rechtbank overweegt dat eiser met de enkele herhaling van wat in de zienswijze is aangevoerd en met de herhaling van eerder afgelegde verklaringen niet duidelijk heeft gemaakt op welke punten het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen onjuist of onvolledig is en waarom, zodat dit niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.
Veilig land van herkomst
6. Eiser voert aan, onder verwijzing naar algemene bronnen, dat Roma’s in Servië te maken krijgen met ernstige vormen van discriminatie, waardoor het onmogelijk is om maatschappelijk en sociaal goed te kunnen functioneren.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken, ook niet uit de door eiser aangehaalde algemene bronnen, dat er in het geval van eiser sprake is van een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden dat het voor hem onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat eiser blijkens zijn verklaringen werk had, dat hij een woning heeft kunnen kopen, scholing heeft gehad, identificerende documenten heeft kunnen verkrijgen bij de Servische autoriteiten en dat zijn kinderen toegang hadden tot scholing. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiser wijst er in beroep op dat verweerder aan hem heeft tegengeworpen dat hij Servië niet onmiddellijk na de bedreigingen van [A] heeft verlaten. Eiser voert aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft nagelaten om te motiveren waarom zijn verklaring, dat hij niet eerder kon vluchten naar een veilig Europees land wegens het aan hem opgelegde inreisverbod, geen valide reden is voor het niet eerder kunnen vluchten.
9. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt. Verweerder heeft in het
bestreden besluit wel gemotiveerd waarom de verklaring van eiser over het inreisverbod niet tot een ander oordeel leidt. Verweerder heeft zich namelijk op het standpunt gesteld dat de verklaring van eiser dat er een inreisverbod gold, niet maakt dat er ergens anders, buiten Europa, geen mogelijkheden waren om hulp of bescherming te verkrijgen en dat niet is gebleken dat eiser de mogelijkheden hierover heeft benut of uitgezocht.
Verblijfsvergunning regulier in verband met corona
10. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om te toetsen of eiser in verband met de coronapandemie ambtshalve in het bezit moet worden gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.6, artikel 3.6a, artikel 3.6b aanhef en onder a en artikel 3.6ba van het Vb1.
11. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt en overweegt daartoe als volgt. Verweerder heeft niet hoeven toetsen aan artikel 3.6 van het Vb omdat eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. Verweerder heeft blijkens het betreden besluit wel getoetst aan artikel 3.6a van het Vb. Verweerder heeft immers overwogen dat de door eiser aangevoerde informatie geen aanleiding geeft om ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het EVRM2 te verlenen. Ook blijkt uit het bestreden besluit dat verweerder heeft getoetst aan artikel 3.6b, aanhef en onder a en artikel 3.6ba van het Vb. Verweerder heeft namelijk overwogen dat niet is gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven om eiser op humanitaire gronden in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiser heeft in de zienswijze aangevoerd dat hij door beëindiging van het rechtmatig verblijf geen recht meer zal hebben op opvang en zorg en dat hij vanwege de coronapandemie niet terug kan reizen naar Servië. Verweerder heeft over deze omstandigheden terecht gesteld dat eiser recht op opvang en medische zorg behoudt totdat internationaal reizen weer mogelijk is en heeft deze omstandigheden niet hoeven aanmerken als bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven om aan eiser een verblijfsvergunning regulier te verlenen.

Vertrektermijn en inreisverbod

12. Eiser voert aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft nagelaten om te motiveren waarom aan hem, in verband met de coronapandemie en de reisbeperkingen die daar het gevolg van zijn, een vertrektermijn is onthouden en, in het verlengde daarvan, een inreisverbod aan hem is opgelegd.
13. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgronden niet slagen. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan aan hem een vertrektermijn moet worden gegund dan wel op grond waarvan verweerder had moeten afzien van het uitvaardigen van een inreisverbod. Verweerder heeft de maatregelen rondom het coronavirus niet hoeven aanmerken als bijzondere, individuele omstandigheden maar heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser opvang in Nederland behoudt totdat internationaal reizen weer mogelijk is. Naar het oordeel van de
1. Vreemdelingenbesluit 2000.
2 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
rechtbank kan van eiser in het kader van zijn vertrekplicht dan ook worden verwacht dat hij zich onmiddellijk naar Servië begeeft zodra dat mogelijk is.
Conclusie
14. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
23 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.