In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 juli 2020, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris in gebreke was, aangezien eiser op 27 oktober 2019 een ingebrekestelling had gestuurd en er sindsdien geen beslissing was genomen. De rechtbank stelde vast dat de dwangsom, die de Staatssecretaris verschuldigd was wegens het niet tijdig nemen van een besluit, € 1.442,- bedroeg, en dat de termijn voor het nemen van een besluit werd vastgesteld op zestien weken.
De rechtbank overwoog dat, hoewel de Staatssecretaris aangaf dat er achterstanden waren in de behandeling van asielaanvragen, dit niet mocht leiden tot onredelijke vertraging in de besluitvorming. De rechtbank bepaalde dat de Staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast werd eiser een vergoeding van € 262,50 voor proceskosten toegekend. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.