ECLI:NL:RBDHA:2020:9520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5755
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake projectplan Oeververvanging Gouwe

Op 1 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker tegen het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Het verzoek volgde op een besluit van 28 april 2020, waarbij verweerder het projectplan "Oeververvanging Gouwe voor werkvak [nummer], het Nauw van Boskoop" op grond van de Waterwet had vastgesteld. Verzoeker had beroep ingesteld tegen dit besluit en vroeg tevens om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van artikel 8:81 van de Awb een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker op basis van de brieven van verweerder van 11 en 25 september 2020 geen spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening. De werkzaamheden in het subwerkvak waar verzoeker woont, zouden pas na 1 april 2021 starten, waardoor er geen dreigende onomkeerbare situatie was die behandeling van het verzoek rechtvaardigde.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 oktober 2020, en tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5755
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 oktober 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

tegen

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. L. van der Meulen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het projectplan “Oeververvanging Gouwe voor werkvak [nummer] , het Nauw van Boskoop” op grond van de Waterwet vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft verzoeker beroep ingesteld (zaaknummer SGR 20/4629). Verzoeker heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
1.3
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2.1
Het projectplan voorziet in de vervanging van de oeverconstructie in werkvak [nummer] . Dit vak is op te delen in twee subvakken, te weten [nummer] en [nummer] .
2.2
Bij brieven van 11 september 2020 en 25 september 2020 heeft verweerder meegedeeld dat niet vóór 1 april 2021 met de werkzaamheden wordt gestart in subvak 8b, waar verzoeker woont.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker, gelet op de brieven van verweerder van 11 september 2020 en 25 september 2020, thans geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Nu in het subwerkvak waar verzoeker woont in elk geval gedurende een half jaar geen werkzaamheden worden uitgevoerd, doet zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter momenteel geen dreigende onomkeerbare situatie voor die behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening rechtvaardigt.
4. De voorzieningenrechter zal het verzoek gelet op het vorenstaande afwijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.