ECLI:NL:RBDHA:2020:9559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
NL20.10216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2020 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen procesbelang meer heeft bij de beroepsprocedure. Dit besluit volgde op het bestreden besluit van 30 april 2020, waarin werd gesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is samen met zijn gemachtigde niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiser op 20 juli 2020 had meegedeeld niet naar de zitting te komen, zonder het standpunt van verweerder te weerspreken. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen contact meer was tussen eiser en zijn gemachtigde, en dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken sinds 1 juli 2020.

De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, er geen rechtens te beschermen belang meer is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen procesbelang is en heeft zij het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.10216
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

In het besluit van 30 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser met onbekende bestemming
zaaknummer: NL20.10216 2
is vertrokken en geen procesbelang meer heeft bij deze beroepsprocedure. Hij verwijst daarvoor naar een print-screen uit zijn systeem (Indigo) waaruit volgt dat eiser op 30 juni 2020 de opvang heeft verlaten en dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers eiser op 1 juli 2020 heeft geregistreerd als ‘Met Onbekende Bestemming’ vertrokken.
3. Verweerder heeft dit standpunt op 16 juli 2020 ingenomen. Op 20 juli 2020 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank meegedeeld dat hij en eiser niet naar de zitting zullen komen. In dit bericht is het standpunt van verweerder niet weersproken. Hieruit leidt de rechtbank af dat de gemachtigde van eiser geen contact meer heeft met eiser en dat hij met onbekende bestemming is vertrokken sinds 1 juli 2020.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)1 blijkt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, wordt geconcludeerd dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep, aldus de ABRvS.
5. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er geen concreet procesbelang is voor deze zaak. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2020 door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 22 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:183) en 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579).
zaaknummer: NL20.10216 3
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
21 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.