ECLI:NL:RBDHA:2020:956

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
NL19.25152 en NL19.25157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse eiseressen en de beoordeling van de geloofwaardigheid door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 januari 2020, zijn twee Iraanse eiseressen in beroep gegaan tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hun asielaanvragen waren afgewezen. De eiseressen, een moeder en haar dochter, hebben asiel aangevraagd op basis van hun Iraanse nationaliteit en de problemen die zij ondervonden vanwege hun activiteiten en geloofsovertuiging. Eiseres 1, een psycholoog, heeft verklaard dat zij problemen heeft ondervonden na haar ontslag uit de verslavingszorg en haar onderzoek naar drugshandel in Iran. Eiseres 2, haar dochter, heeft ook verklaard dat zij ondervraagd is door de inlichtingendienst van de universiteit vanwege haar kritische houding en activiteiten op milieugebied. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de verklaringen van de eiseressen onvoldoende in onderlinge samenhang heeft beoordeeld en dat de besluitvorming blijk geeft van een onjuiste interpretatie van hun asielrelaas. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om opnieuw te beslissen op de asielaanvragen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen, vastgesteld op € 1.575,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.25152 en NL19.25157
V-nummers: [nummer 1] en [nummer 2]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , eiseres 1,

[naam 2], eiseres 2,
hierna gezamenlijk te noemen: eiseressen
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Elias).

ProcesverloopEiseressen hebben beroep ingesteld tegen de twee afzonderlijke besluiten van verweerder van 17 oktober 2019 (de bestreden besluiten).

Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
De zaken zijn gezamenlijk behandeld tijdens de zitting van 13 december 2019. Eiseressen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen D. Madjlessi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiseres 1 is geboren op [geboortedatum 1] . Eiseres 2, haar dochter, is geboren op [geboortedatum 2] . Eiseressen hebben de Iraanse nationaliteit. Op 18 juni 2018 hebben zij asiel aangevraagd.
Eiseres 1 heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Zij heeft als psycholoog in de verslavingszorg gewerkt en had haar eigen kijk op hoe verslaafden werden behandeld. Zij heeft bij twee klinieken gewerkt. Bij de laatste werd ze ontslagen omdat ze kritiek had op de hoeveelheid methadon die aan patiënten werd verstrekt. Eiseres 1 schreef manuscripten over haar visie. De meeste daarvan kon zij, vanwege de censuur, niet publiceren. Zij heeft één boek gepubliceerd. Nadat zij was ontslagen heeft eiseres 1 in januari 2018 (veld)onderzoek gedaan in Zabol naar drugshandel door de Sepah. Dit onderzoek deed zij samen met haar vriend [naam 3] . Eiseres 1 schreef ook hier een manuscript over, genaamd ‘ [naam 4] ’. Reza had geluidsopnames van de interviews en foto’s. In februari 2018 heeft er een inval plaatsgevonden bij eiseres 1 thuis. Zij is daarbij gearresteerd en heeft drie dagen vastgezeten, waarbij zij is mishandeld. Haar (handgeschreven) manuscripten zijn in beslag genomen. In mei 2018 heeft er een tweede inval plaatsgevonden, waarbij nog meer teksten en manuscripten zijn meegenomen, maar ook belastende informatie met betrekking tot de bekering van eiseressen. Ook bij [naam 3] heeft toen een huiszoeking plaatsgevonden waarbij hij is gearresteerd. Een aantal dagen later werd hij dood aangetroffen. Deze gebeurtenissen vormden de directe aanleiding voor het vertrek uit Iran. Eiseres 1 heeft tevens aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij is bekeerd tot het christendom. Zij bezocht samen met haar dochter een huiskerk, die kort voor de tweede huiszoeking is verraden. Tot slot heeft eiseres nog verklaard dat zij in Iran werkzaamheden verrichtte voor organisaties die noodhulp bieden bij natuurrampen, overstromingen en aardbevingen.
Eiseres 2 heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Zij studeerde aan de universiteit van Teheran. Daarnaast verrichte zij activiteiten op het gebied van het milieu en de verbetering daarvan en was daarvoor in contact met de gemeente en organisaties. Tijdens een bijeenkomst op de universiteit in 2016, waar een geestelijke was uitgenodigd als spreker, heeft zij een aantal kritische vragen gesteld. Naar aanleiding daarvan is zij twee keer ondervraagd door de Herasat (de inlichtingendienst van de universiteit). Zij moest stoppen met haar activiteiten op de universiteit en moest daar een verklaring voor ondertekenen. Ze mocht alleen nog deelnemen aan de lessen en examens. Buiten de universiteit zette ze haar activiteiten wel voort: ze hielp, samen met haar moeder, familieleden van drugsverslaafden. Daarnaast gaf zij hulp aan slachtoffers van een aardbeving. Verder verklaart eiseres 2 over de manuscripten van haar moeder. Toen deze bekend werden bij de autoriteiten is haar moeder aangehouden en meegenomen. Daarna konden zij geen activiteiten meer verrichten. Eiseres 2 en haar moeder bezochten samen een huiskerk. In de periode dat zij deze huiskerk bezochten is eiseres weer een keer opgeroepen door de Herasat voor een ondervraging. Dit was in april 2018. In mei 2018 vond de tweede huiszoeking plaats en in diezelfde periode was de huiskerk bekend geworden. Eiseres 2 brengt het bekend worden van de huiskerk en de huiszoeking dan ook met elkaar in verband.
Verweerder heeft in het relaas van eiseres 1 de volgende relevante elementen vastgesteld:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen in verband met werk als zorgverlener;
- bekering tot het christendom.
In het relaas van eiseres 2 zijn de volgende relevante elementen vastgesteld:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- ondervraging door de geheime dienst in 2016;
- problemen in verband met inzet voor verslavingszorg;
- bekering tot het christendom.
Verweerder acht het eerste element in beide gevallen geloofwaardig. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiseres 2 in 2016 is ondervraagd. De overige elementen heeft verweerder ongeloofwaardig bevonden. Ten aanzien van de gestelde problemen van eiseres 1 overweegt verweerder dat zij niet overtuigend voor het voetlicht heeft gebracht waarom zij vanwege haar kijk op de zorgverlening problemen met de autoriteiten heeft gekregen. Haar verklaringen zijn slechts gebaseerd op speculaties en bovendien niet onderbouwd met documenten. Gebleken is dat eiseres 1 één boek heeft geschreven, maar zij maakt niet inzichtelijk wat voor kritiek zij leverde en waarom deze visie niet werd toegestaan door de autoriteiten. Ten aanzien van de overige manuscripten heeft eiseres 1 geen enkel bewijs overgelegd. Bovendien heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij door deze manuscripten in de negatieve aandacht is komen te staan. Reeds daarom wordt niet geloofd dat eiseres 1 is gearresteerd en dat haar huis is doorzocht. Daarbij is nog opgemerkt dat eiseres weinig kan verklaren over de tweede huiszoeking. Ook haar verklaringen over de incidenten rondom [naam 3] zijn summier en vaag. Evenmin heeft eiseres 1 inzichtelijk gemaakt waarom het onderzoek dat zij samen met [naam 3] heeft gedaan problematisch zou zijn.
Ten aanzien van het relaas van eiseres 2 heeft verweerder overwogen dat nu niet geloofwaardig is dat haar moeder problemen heeft gehad vanwege haar werk als zorgverlener, ook niet geloofwaardig is dat eiseres 2 als gevolg hiervan problemen heeft te verwachten. Ten aanzien van haar eigen activiteiten stelt verweerder dat eiseres 2 heeft verklaard dat zij niet meer deed dan het inzamelen van kleding en eten voor families van verslaafden. Niet is gebleken dat zij als gevolg hiervan problemen heeft gehad.
De rechtbank is met eiseressen van oordeel dat de besluitvorming van verweerder blijk geeft van een onjuiste interpretatie van het asielrelaas van eiseressen. Hiervoor onder 2 en 3 heeft de rechtbank dat relaas weergegeven zoals het naar voren komt uit de rapporten van nader gehoor en verder is toegelicht in beroep. Verweerder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat alle verklaringen van eiseres 1 te herleiden zijn tot haar werk als zorgverlener en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij als gevolg van dit werk in de negatieve aandacht van de autoriteiten is komen te staan. Uit haar verklaringen volgt immers dat haar problemen met de Iraanse autoriteiten zijn begonnen naar aanleiding van het (veld)onderzoek dat eiseres 1 samen met [naam 3] heeft gedaan in Zabol en het manuscript dat zij daarover schreef. Dit heeft zij gedaan ná haar ontslag als psycholoog bij een kliniek voor verslavingszorg. Eiseressen beschrijven vervolgens een aaneenschakeling van gebeurtenissen die uiteindelijk hebben geleid tot hun vertrek uit Iran. Eén van de gebeurtenissen is de arrestatie en detentie van eiseres 1. Zij heeft daar tijdens het nader gehoor uitgebreid over verklaard. Ten onrechte heeft verweerder deze verklaringen niet inhoudelijk beoordeeld, maar slechts overwogen dat niet valt in te zien dat eiseres 1 is gearresteerd omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat ze vanwege haar werk in de verslavingszorg problemen heeft gekregen met de Iraanse autoriteiten. Verder is er in de besluitvorming onvoldoende aandacht besteed aan de activiteiten van eiseres 2, waaronder haar werkzaamheden voor onofficiële NGO’s. Eiseres 2 nam, net als haar moeder, een kritische houding aan tegenover de Iraanse overheid. Verweerder heeft geloofwaardig bevonden dat zij om die reden in 2016 twee keer is ondervraagd door de Herasat. Niet valt in te zien waarom verweerder niet relevant acht dat eiseres 2 in april 2018 weer wordt opgeroepen voor een verhoor, terwijl eerder dat jaar haar moeder is gearresteerd en er een huiszoeking heeft plaatsgevonden bij hen thuis. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de verklaringen van eiseressen onvoldoende in onderlinge samenhang heeft beoordeeld.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de beroepen gegrond verklaren, de bestreden besluiten vernietigen en verweerder opdragen opnieuw op de asielaanvragen van eiseressen te beslissen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. Daarbij zal verweerder ook de gestelde bekering van eiseressen tot het christendom opnieuw moeten beoordelen, nu de bekering en het bezoeken van een huiskerk onderdeel van het asielrelaas zijn. Daar komt bij dat er inmiddels sprake is van een aanzienlijk tijdsverloop sinds eiseressen gehoord zijn over hun bekering en zij hun geloofsactiviteiten in Nederland hebben voortgezet, zoals blijkt uit de brief van de Ontmoetingskerk in Goes van 1 augustus 2019 en de verklaring van mevr. Kremer van 19 september 2019.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,- (2 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt verweerder om nieuwe besluiten te nemen op de asielaanvragen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 1.575,- (vijftienhonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A. Dijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.