ECLI:NL:RBDHA:2020:9569
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. In het bestreden besluit van 3 juli 2020 was de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen. Verzoeker heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 21 juli 2020, maar verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft in de hoofdzaak uitspraak gedaan en het beroep van verzoeker ongegrond verklaard. Gezien deze beslissing in de hoofdzaak, was er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is deze uitspraak niet op een openbare zitting uitgesproken, maar zal, zodra het weer mogelijk is, alsnog openbaar worden uitgesproken. De uitspraak is bekendgemaakt op 28 juli 2020.