ECLI:NL:RBDHA:2020:9571
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na ongegrondverklaring beroep
In de zaak met zaaknummer NL20.11494 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2020 uitspraak gedaan. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. Th.H. Meeuwis, had een asielaanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. van Gils, niet in behandeling werd genomen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 21 juli 2020, samen met een andere zaak (NL20.11493).
De rechtbank heeft in de hoofdzaak uitspraak gedaan en het beroep van verzoeker ongegrond verklaard. Hierdoor was er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. S. Westerhof. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. De uitspraak is bekendgemaakt op 28 juli 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.