Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2020 in de zaken tussen
[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser,
[kind], v-nummer [nummer] ,
[kind], v-nummer [nummer] en
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2020 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van een gezin uit Pakistan. De eisers, een gezin met minderjarige kinderen, hebben asiel aangevraagd in Nederland, omdat zij naar eigen zeggen gevlucht zijn voor de bezetting van hun huis en andere problemen veroorzaakt door de religieuze organisatie Jamaat-ud-Dawa. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen afgewezen, onder andere omdat de verklaringen van de eisers als tegenstrijdig werden beschouwd. De eisers betwisten deze afwijzing en stellen dat de verklaringen uit het aanmeldgehoor niet als tegenstrijdigheden mogen worden aangemerkt, omdat dit gehoor niet bedoeld is voor het vaststellen van het asielrelaas.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de verklaringen uit het aanmeldgehoor in de beoordeling heeft mogen betrekken. Hoewel het aanmeldgehoor niet bedoeld is voor het vaststellen van het asielrelaas, waren de vragen die tijdens dit gehoor zijn gesteld relevant voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over de bezetting van hun huis en andere relevante feiten, wat heeft geleid tot de conclusie dat hun asielrelaas ongeloofwaardig is.
De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvragen door de staatssecretaris bevestigd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 februari 2020, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.