In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2020 een beschikking gegeven in een procedure betreffende voorlopige voorzieningen. Het verzoek is ingediend door de vrouw, [X], die verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om de minderjarige kinderen aan haar toe te vertrouwen. De man, [Y], heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. Tijdens de zitting op 21 januari 2020 zijn beide partijen met hun advocaten verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de verblijfplaats van de kinderen, die bij de vrouw in de echtelijke woning zullen blijven. Echter, de rechtbank heeft het verzoek van de vrouw om de kinderen aan haar toe te vertrouwen afgewezen, omdat er geen belang meer was bij deze voorlopige voorziening. De rechtbank heeft wel het verzoek van de vrouw om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toegewezen, aangezien dit verzoek niet werd betwist en op de wet was gegrond. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat de man de vaste lasten van de woning blijft betalen en dat hij € 500,- per maand aan de vrouw zal storten. De verzoeken van de vrouw voor voorlopige kinder- en partneralimentatie zijn als ingetrokken beschouwd. De beschikking is gegeven door mr. C.J-A. Seinen, rechter en kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.