ECLI:NL:RBDHA:2020:9842
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- J.Th.W. van Ravenstein
- M. Corver
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en erkenning van huwelijk gesloten in Eritrea
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2020 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw met Eritrese nationaliteit en een man wiens nationaliteit onbekend is. De vrouw heeft op 29 januari 2020 een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding, waarbij zij stelde dat het huwelijk met de man op [huwelijksdatum] 2013 in Eritrea rechtsgeldig is gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op het moment van indiening van het verzoekschrift in Nederland woonde en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over het verzoek tot echtscheiding te oordelen. De rechtbank heeft de rechtsgeldigheid van het huwelijk beoordeeld op basis van de door de vrouw overgelegde documenten, waaronder een huwelijksakte en rapporten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
De rechtbank concludeert dat het huwelijk in Eritrea rechtsgeldig is en dat het ook in Nederland erkend moet worden. Daarnaast heeft de vrouw verzocht om de hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind bij haar te bepalen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige in Nederland is en heeft het verzoek van de vrouw toegewezen. De rechtbank spreekt de echtscheiding uit en bepaalt dat de minderjarige bij de vrouw zal wonen. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door de partijen in hoger beroep worden aangevochten binnen de gestelde termijn.