ECLI:NL:RBDHA:2020:9843

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/590837 / FA RK 20-1988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor wijziging van school van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor de wijziging van de school van haar minderjarige kinderen. De ouders, beiden van Spaanse afkomst, hebben gezamenlijk gezag over hun kinderen, die momenteel onderwijs volgen aan een internationale school. De moeder heeft verzocht om de kinderen uit te schrijven van deze school en in te schrijven op een Nederlandse school, omdat zij van mening is dat de kinderen beter kunnen integreren in de Nederlandse samenleving. De vader heeft verweer gevoerd tegen deze wijziging, stellende dat de huidige school een weloverwogen keuze was en dat de kinderen goed geïntegreerd zijn in hun huidige omgeving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een verstoorde communicatie tussen de ouders bestaat, wat schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat het in hun belang is om onderwijs te volgen waar Nederlands een van de hoofdtalen is. De rechtbank heeft de moeder vervangende toestemming verleend om de kinderen in te schrijven op een van de drie door haar voorgestelde Nederlandse scholen, en heeft de vader de verplichting opgelegd om de helft van de schoolkosten te betalen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om de vader te bevelen de helft van de kosten bij vooruitbetaling te voldoen afgewezen, omdat er onvoldoende financiële gegevens zijn over de situatie van beide ouders.

De beschikking is tot stand gekomen in samenwerking met de griffier en is uitgesproken ter openbare zitting. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders hun onderlinge strijd niet ten koste van de kinderen laten gaan en dat zij in de toekomst beter moeten communiceren over opvoedkundige zaken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 20-1988
Zaaknummer: C/09/590837
Datum beschikking: 9 juni 2020

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 3 april 2020 ingekomen verzoek van:

[X]

de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. C.M. van Beuningen te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.Y.M. Renken te Leiden.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • het aanvullend verzoekschrift;
  • het bericht van 29 april 2020 met bijlage van de moeder;
  • het bericht van 8 mei 2020 met bijlagen van de moeder.
Op 12 mei 2020 is de zaak (door de maatregelen in verband met het coronavirus) ter videozitting met gesloten deuren behandeld. Hierbij waren digitaal aanwezig / telefonisch aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk van [naam tolk 1] ;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk [naam tolk 2]
  • namens de Raad voor de Kinderbescherming de heer [medewerker RvdK]
Voor de zitting heeft de rechtbank kennis genomen van de pleitnotitie van de moeder.

Feiten

  • De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en zijn met elkaar gehuwd geweest.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 2]
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 3]
  • De ouders hebben het gezamenlijk gezag over de kinderen.
  • De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Bij beschikking van 6 december 2018 van deze rechtbank is bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en is een zorgregeling tussen de vader en de kinderen bepaald (de ene week maandag uit school tot woensdag naar school en vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur, waarbij de vader de kinderen op zondag om 19.00 uur bij de moeder brengt; de andere week dinsdag uit school tot woensdag naar school; feestdagen en vakanties bij helfte volgens het schema).
- De ouders hebben beiden de Spaanse nationaliteit.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad:
  • aan haar toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, om de kinderen uit te schrijven van de [naam en adres huidige school] ;
  • aan haar toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, om de kinderen in te schrijven voor het komend schooljaar op een van de in sub 15 van het verzoekschrift vermelde scholen;
  • de vader te bevelen de helft van de kosten van de sub I vermelde school bij vooruitbetaling te voldoen.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De rechtbank heeft ter terechtzitting een vergelijk tussen de ouders beproefd, hetgeen niet tot een resultaat heeft geleid. De rechtbank zal daarom de verzoeken van de moeder beoordelen.
Vervangende toestemming uitschrijving en inschrijving school
Standpunt van de moeder
De kinderen volgen onderwijs aan de [naam huidige school] waarvan de kosten in totaal
€ 20.886 per jaar bedragen voor de lagere school en voor middelbaar onderwijs € 10.218 per kind per jaar. Beide ouders hadden een dienstbetrekking bij een internationaal bedrijf/instelling die deze bedragen betaalden, maar beide ouders hebben een andere baan. De moeder kan het niet langer volhouden deze schoolkosten te betalen. Daarnaast vindt de moeder het van belang dat de kinderen gaan integreren in de Nederlandse samenleving. De moeder noemt drie scholen die bereid zijn de kinderen op te nemen.
Standpunt van de vader
De vader voert verweer tegen wijziging van de school van de kinderen. Tijdens de eerdere procedure waren beide ouders werkloos en hadden zij geen inkomsten uit arbeid. Ondanks het kostenplaatje was deze school een weloverwogen keuze van de ouders. Beide ouders hadden namelijk een aanzienlijk vermogen. De hoge schoolkosten kunnen dus niet de doorslag geven. De vader heeft een inkomen van 2.300,- netto per maand. De moeder zou een nieuwe baan hebben en de beschikking over meer dan € 10.000,- netto per maand. De moeder heeft het wisselen van de school eerst buiten de vader om proberen te regelen. De kinderen spreken Spaans, Engels en Nederlands en zijn goed geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. Het gaat goed met de kinderen, ze gaan over en hebben vriendjes en vriendinnetjes. [minderjarige 2] heeft het sinds de scheiding wel moeilijk, maar de school werkt hier aan mee en er is een via maatschappelijk werk een gezinsbegeleidster aangewezen. Deze begeleiding is echter eenzijdig door de moeder gestopt.
Advies van de Raad voor de Kinderbescherming
Het gaat hier om Spaanse kinderen die opgroeien in Nederland. Het is belangrijk dat de kinderen zich op Nederland gaan richten en integreren. Dat hoeft niet alleen via de school te verlopen. De ouders zullen meer afstand van elkaar moeten nemen en de schoolkeuze niet als middel in hun strijd moeten inzetten. Zij laten een relatief eenvoudig probleem via juridische procedures enorm hoog oplopen.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 1:253a, eerste lid, BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders op verzoek van beiden of één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. Nu ter terechtzitting is gebleken dat een vergelijk tussen partijen op de voet van artikel 1:253a, vijfde lid, BW niet mogelijk is, dient de rechtbank een beslissing te nemen die haar in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt.
De rechtbank stelt vast dat de ouders het erover eens zijn dat de kinderen het naar hun zin hebben op hun huidige school. Verder is het de rechtbank gebleken dat beide ouders het beste voor hebben met de kinderen en erg betrokken bij hen zijn, maar dat er sprake is van een verstoorde communicatie tussen de ouders. Er bestaat tussen de ouders onderling veel wantrouwen. Zij staan recht tegenover elkaar en daarbij speelt het verleden een grote rol. Dit maakt dat zij moeizaam met elkaar kunnen overleggen over praktische en noodzakelijke zaken waaronder de schoolkeuze. De rechtbank wijst de ouders er op dat hun onderlinge strijd zeer schadelijk is voor de (ontwikkeling van de) kinderen. Ter zitting is nog de mogelijkheid van mediation besproken, maar ook over dit onderwerp ontstond ter zitting een discussie. Voor de ouders zal een mediationtraject, waarin zij samen op een constructieve wijze tot beslissingen komen, tot een meer bevredigende uitkomst leiden dan de weg naar de rechtbank. Het is van belang dat de ouders meer zicht gaan krijgen op elkaars overwegingen en dat zij verdere opvoedverschillen in overleg gaan regelen.
De ouders hebben ter zitting aangegeven dat er geen perspectief op een vertrek uit Nederland aan de orde is. Dit betekent dat de toekomst van de kinderen in Nederland ligt. Tussen de ouders is in geschil of de kinderen (goed) Nederlands spreken. Voor de ouders is Nederlands niet de moedertaal, zij zijn oorspronkelijk afkomstig uit Spanje. Volgens de moeder krijgen de kinderen op hun huidige school les in het Spaans. De rechtbank heeft de kinderen niet zelf gesproken. Gelet op de leeftijd van de kinderen, het gegeven dat zij pas enkele jaren in Nederland op een school zitten waar Nederlands niet een van de (hoofd)talen is en nu hun ouders geen dan wel onvoldoende Nederlands spreken, gaat de rechtbank er van uit dat de kinderen zich niet adequaat in het Nederlands kunnen uitdrukken. De rechtbank acht dit in strijd met het belang van de kinderen bij een goede integratie in de Nederlandse samenleving. Het is in het belang van de kinderen dat zij in staat zullen zijn om in het dagelijks leven goed te kunnen communiceren in het Nederlands. Dit geldt met name voor [minderjarige 1] die inmiddels 10 jaar oud is en straks naar de middelbare school gaat. Gelet hierop overweegt de rechtbank dat de kinderen voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling – mede gelet op hun leeftijd – het beste af zijn op een school waar in ieder geval Nederlands een van de hoofdtalen is.
Door de moeder is gesteld dat zij niet in staat is om de kosten van de internationale school te financieren. De vader heeft gesteld dat de moeder daartoe wel in staat is, maar dat zij dit niet wil doen. De rechtbank is van oordeel dat het er niet toe doet op welke grond de moeder de school niet wil of kan betalen. Door beide partijen is geen inzicht gegeven in hun vermogen. Wel is het de rechtbank gebleken dat de ouders geen dienstbetrekking meer hebben waarbij de werkgever de kosten van de internationale school bekostigt. Naar het oordeel van de rechtbank is de moeder niet verplicht om de wensen van de vader op dit punt te verwezenlijken.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij vanaf komend schooljaar naar een Nederlandse school zullen gaan, zodat zij Nederlandse onderwijs zullen krijgen, mede ter voorbereiding op het Nederlands voortgezet onderwijs. De rechtbank verleent de moeder vervangende toestemming om de kinderen in te schrijven op één van de drie verzochte scholen, zodat in het geval dat de inschrijftermijn van een van de scholen is gesloten, de moeder de kinderen op één van de andere scholen kan inschrijven. Hoewel de moeder ter zitting (nog) een andere school in [plaatsnaam en wijk] heeft aangegeven, heeft zij haar verzoek niet (schriftelijk) gewijzigd, zodat de rechtbank geen toestemming zal verlenen voor inschrijving op die school.
Schoolkosten
Ter zitting heeft de moeder haar verzoek toegelicht, in die zin dat zij verzoekt te bepalen dat de vader de helft van de toekomstige schoolkosten zal betalen. De vader heeft verweer gevoerd. De moeder heeft geen belang bij haar vordering, aldus de vader.
De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige verzoek van de moeder een verkapt verzoek tot kinderalimentatie is. Het gaat immers om de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. In de beschikking van 6 december 2018 is het verzoek van de moeder tot het bepalen van kinderalimentatie afgewezen. Verder heeft de rechtbank in die beschikking overwogen dat
“(…) de ouders de jaarlijkse schoolkosten (school fees) van de [naam huidige school] allebei voor de helft zullen blijven betalen, nu zij het hierover wel met elkaar eens zijn.”. Door de vader is gesteld dat hij steeds tijdig de helft van de schoolkosten heeft betaald. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de vader ook de helft van de kosten van de nieuwe scholen zal betalen. De rechtbank heeft verder onvoldoende (financiële) gegevens om het onderhavige verzoek inhoudelijk te beoordelen, zodat de rechtbank het verzoek van de moeder zal afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
verleent aan de moeder toestemming, die de toestemming van de vader vervangt om de kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 2] ;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 3] .
uit te schrijven van de school [naam en adres huidige school] ;
verleent toestemming aan de moeder, die de toestemming van de vader vervangt om de kinderen met ingang van schooljaar 2020/2021 in te schrijven op één van de volgende scholen in [woonplaats X]
De Christelijke Basisschool [naam keuze 1]
Openbare Basisschool [naam keuze 2]
Openbare Basisschool [naam keuze 3]
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. van Zeben-de Vries, kinderrechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M. Corver, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 juni 2020.