ECLI:NL:RBDHA:2020:9942
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake illegale bouwwerken en dwangsommen
Op 6 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een inwoner van Zuidplas, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, dat hem vier lasten onder dwangsom had opgelegd vanwege de aanwezigheid van illegale bouwwerken op zijn perceel. Het primaire besluit was genomen op 8 april 2019, en op 20 april 2020 had het college het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard, waardoor het primaire besluit gedeeltelijk werd herroepen. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, met zaaknummer SGR 20/4374, en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen artikel 8:81 van de Awb in acht genomen, dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de voorzieningenrechter heeft ook artikel 8:83 van de Awb toegepast, dat hem toestaat om zonder zitting uitspraak te doen als het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. In deze zaak heeft de rechtbank het beroep van verzoeker tegen het bestreden besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. De uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.