ECLI:NL:RBDHA:2021:10073
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en indirect refoulement in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris baseerde zijn besluit op de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat hij bij terugzending naar Duitsland het risico loopt op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door indirecte refoulement naar Marokko.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Duitsland niet kan worden vertrouwd om zijn internationale verplichtingen na te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser heeft aanvaard en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat Duitsland zich niet aan deze verplichtingen zal houden. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er een reëel risico bestaat op schending van zijn rechten bij terugzending naar Duitsland.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.