ECLI:NL:RBDHA:2021:10211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
09/313087-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor aantreffen drugslab; bewezenverklaring voorhanden hebben XTC-pillen en stroomstootwapen

Op 20 september 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het aantreffen van een drugslab, het voorhanden hebben van 120 XTC-pillen en het bezit van een stroomstootwapen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het aantreffen van het drugslab, omdat niet kon worden vastgesteld of hij in de tenlastegelegde periode bij het drugslab aanwezig was en welke betrokkenheid hij daarbij had. De verdachte had echter wel bekend dat hij de XTC-pillen en het stroomstootwapen in zijn bezit had.

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 11 maart, 3 mei en 6 september 2021. De officier van justitie, mr. C.M. Offers, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten 2 en 3, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de doorzoeking van de woning van de verdachte op 9 december 2020 rechtmatig was, ondanks de bezwaren van de verdediging over de afwezigheid van de rechter-commissaris. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk aanwezig had 120 XTC-pillen en een stroomstootwapen, en dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen waren.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. Daarnaast is het stroomstootwapen onttrokken aan het verkeer, terwijl de geluidsdemper aan de rechthebbende wordt teruggegeven. De rechtbank heeft de toepasselijke wetsartikelen genoemd, waaronder de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, en heeft de beslissing op 20 september 2021 uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/313087-20
Datum uitspraak: 20 september 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te ’s-Gravenhage,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 11 maart 2021, 3 mei 2021 (alle pro forma) en 6 september 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Offers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. V. Poelmeijer naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 27 april 2020 te Voorschoten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, van Amfetamine en/of Metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine en/of Metamfetamine, zijnde Amfetamine en/of Metamfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- 2 reactieketels en/of
- 8 speciekuipen en/of
- een hoeveelheid (ongeveer 620 liter) van een materiaal bevattende fosforzuur en/of
- een hoeveelheid (ongeveer 375 liter) van een materiaal bevattende MAPA en/of
- een hoeveelheid (ongeveer 143,5 liter) van een materiaal bevattende benzylmethylketon (BMK) en/of
- een hoeveelheid (ongeveer 906 liter) van een materiaal bevattende Benzylmethylketon (BMK) op (verdund) fosforzuur en/of
- trechters en/of jerrycans en/of maatbekers en/of emmers, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2
hij op of omstreeks 9 december 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 120 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 9 december 2020 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (voorzien van opschrift Police en Flashlight 1101), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen.
Hoewel het DNA van de verdachte op een tweetal goederen is aangetroffen die zich bevonden op de plaats-delict, bestaat voor de rechtbank onvoldoende overtuiging dat het de verdachte is geweest die zich in de tenlastegelegde periode aan feit 1 schuldig heeft gemaakt. De aanwezigheid van DNA op een gelaatsmasker en de dop van een fles vormen een aanwijzing dat de verdachte mogelijk op de plaats-delict is geweest, maar niet meer dan dat. Niet kan worden vastgesteld of dat in de tenlastegelegde periode is geweest en welke betrokkenheid hij eventueel heeft gehad bij het drugslab.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van feit 2 en 3
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde bepleit.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft aangevoerd dat het de voorkeur verdient dat de rechter-commissaris tijdens een doorzoeking lijfelijk aanwezig is. Tijdens de doorzoeking in de loods, de woning van de verdachte en de plaats waar de verdachte is aangehouden was de rechter-commissaris niet aanwezig. De doorzoeking is telefonisch geopend en gesloten, terwijl er geen maatregelen zijn getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid en er evenmin rekenschap van gegeven is in het proces-verbaal. Dat is een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek.
Daarbij zijn de spullen (o.a. de XTC-pillen en het stroomstootwapen) in de tas aangetroffen nog voordat de doorzoeking – telefonisch – was geopend. De drempel van het redelijkerwijs vermoeden is niet gehaald. De tas is onrechtmatig doorzocht.
Dit heeft tot gevolg dat de XTC-pillen en het stroomstootwapen van het bewijs moeten worden uitgesloten en er vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank is van oordeel dat deze verweren niet slagen.
Uit het dossier blijkt dat de doorzoeking op de [adres] op 9 december 2020 heeft plaatsgevonden na de mondeling gegeven machtiging van de rechter-commissaris en dat deze de doorzoeking telefonisch heeft geopend om 7:57 uur en gesloten om 8:44 uur.
De rechter-commissaris heeft aldus de doorzoeking van afstand geleid. De wet biedt deze mogelijkheid, terwijl gebruikmaking ervan ook niet ongebruikelijk is, zeker niet gelet op de destijds vigerende Corona-maatregelen.
In dit geval bevindt een proces-verbaal van de rechter-commissaris, waarin is gerelateerd welke maatregelen de rechter-commissaris heeft genomen met het oog op zijn bereikbaarheid, zich niet tussen de processtukken. Gelet op het tijdsverloop tussen het telefonisch openen en sluiten van de doorzoeking – 47 minuten – moet het er evenwel voor worden gehouden dat de rechter-commissaris in de tussentijd steeds telefonisch bereikbaar was. Bovendien is gesteld noch gebleken dat er voor de bij de doorzoeking betrokken personen reden was om in die tijd zich tot de rechter-commissaris te wenden ten einde diens beslissing in te roepen. Gelet hierop is kan niet worden gezegd dat - en dit wordt ook niet door de verdediging betoogd - dat verdachte in enig rechtens te respecteren belang is geschaad. Anders dan de verdediging heeft betoogd is er dan ook geen sprake van een tot bewijsuitsluiting leidend vormverzuim.
Verder is geen sprake van een onrechtmatige doorzoeking van de heuptas waarin de XTC-pillen en het stroomstootwapen zijn aangetroffen.
Uit het proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt op 10 december 2020 blijkt het volgende. De politie is de woning aan [adres] binnengetreden, met een machtiging. In de woning is aan de verdachte meegedeeld waarvoor hij was aangehouden en is de cautie aangezegd. Tegen de verdachte werd gezegd dat de politie informatie heeft verkregen dat hij in het bezit is van een stroomstootwapen. De verdachte is gevraagd waar dit stroomstootwapen lag. Hij heeft geantwoord dat het wapen in de woonkamer op de tafel lag. De tas is dan ook met toestemming van de verdachte doorzocht en toen werd het wapen aangetroffen als ook de pillen. Op dat moment is de situatie bevroren en is door de rechter-commissaris een mondelinge machtiging afgegeven om ook de rest van de woning aan [adres] te doorzoeken. Pas daarna zijn de pillen in beslag genomen en onderzocht.
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 440).
Ten aanzien van feit 2:
1. Het proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen, opgemaakt op 9
december 2020, voor zover inhoudende (p. 293):
Op woensdag, 9 december 2020 werd ter doorzoeking binnengetreden in het pand aan de [adres] te 's-Gravenhage.
Bij de doorzoeking werd in een heuptasje op de tafel in de woonkamer een plastic zakje met 120 roze pillen aangetroffen en een bruin plastic potje met daarin 2 roze pillen.
Ik heb deze pillen indicatief getest middels de MMC Crystal Meth / XTC test. Uit de test bleek dat de aangetroffen pillen vermoedelijk XTC betrof.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 358):
[..] Ik, verbalisant, als labonderzoeker verdovende middelen [..] [heb] een aangetroffen en in beslag genomen partij vermoedelijke verdovende middelen onderzocht [..]
De partij was aangetroffen tijdens een zoeking bij onderstaande verdachte op 9 december 2020.
Verdachte
Achternaam : [verdachte] [..]
De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen bestond uit:
Aantal/eenheid : 122 stuks [..]
Inhoud : paarskleurige tabletten [..]
Hier heb ik een, nader te onderzoeken monster van gemaakt en voorzien van SIN
[nummer]
3. Geschrift, een rapport NFI van 25 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 360);
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
[nummer] tablet, paars [..] bevat MDMA
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 september 2021,
voor zover inhoudende:
Het waren mijn pillen. Ik gebruik ze voor WAP-weekenden. Als je één pil koopt dan is het een tientje. Maar koop je er 100, dan betaal je maar 2 euro per pil. Daarom koop ik een hele zak. Ik heb heel veel vriendinnetjes, dus dan heb je een leuke avond. [..]
Ten aanzien van feit 3:
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 december 2021, voor zover
inhoudende (p. 291):
Op 9 december 2020 bevonden wij ons op de [adres] te Den Haag. Op dit adres
staat de verdachte [verdachte] ingeschreven volgens de Gemeentelijke Basis
Administratie. Wij waren de woning binnengetreden ter aanhouding en doorzoeking. In
deze woning werd [verdachte] niet aangetroffen.
Vervolgens werd op [adres] ook binnengetreden ter aanhouding
en inbeslagname. In de woning werd de verdachte [verdachte] aangehouden.
Tegen de verdachte werd gezegd dat wij de informatie hebben verkregen dat hij in het bezit is van een stroomstootwapen. Hem werd gevraagd waar dit stroomstootwapen lag. Wij hoorden hem zeggen dat deze op de tafel in de woonkamer lag.
Ik trof op de tafel in de woonkamer een tasje aan, met daarin een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp.
2. Het proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen, opgemaakt op 10 december
2021, voor zover inhoudende (p. 296):
Ik heb een onderzoek ingesteld naar het op woensdag 9 december 2020 op de [adres] te 's-Gravenhage aangetroffen en inbeslaggenomen voorwerp. Hierbij zag ik het volgende:
Dit voorwerp is een zogenaamd stroomstootwapen van het merk onbekend, dat in vorm en model overeen komt met een zaklamp. Dit voorwerp was voorzien van opschrift Police en Flashlight 1101.
Door mij verbalisant werd getest of dit voorwerp valt onder de werkingssfeer van de
Wet Wapens en Munitie. Ik zag dat door middel van een schuifknop de zaklamp van dit voorwerp aan- en uitgeschakeld kon worden. Tevens zag ik dat aan de achterzijde van die zaklamp een aan/uit-schakelaartje zat. Ik zag en hoorde dat door die in de positie "On" te zetten en de schuifknop ten behoeve van de lampbediening omhoog te schuiven, na het indrukken van een klein knopje aan de andere zijkant van die zaklamp aan de voorzijde een stroomstoot geactiveerd werd. Ik zag namelijk dat er een elektrische lading tussen een aantal metalen contactpunten tot stand kwam en hoorde dat die een knetterend geluid maakte.
Ik zag dat met dit voorwerp personen door een elektrische stroomstoot weerloos kunnen worden gemaakt of pijn toegebracht.
Dit voorwerp is niet een medisch hulpmiddel. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, Categorie II onder 5° van de Wet wapens en munitie.
Verbodsbepaling als bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie en strafbepaling als bedoeld in artikel 55 lid 3a van de Wet Wapens en Munitie.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 september 2021, voor zover inhoudende:
Het wapen is van mij [..].
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2
hij op 9 december 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad 120 XTC-pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op 9 december 2020 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (voorzien van opschrift Police en Flashlight 1101), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden en een geldboete van € 20.000,-, subsidiair 135 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een veroordeling geen straf op te leggen langer dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, nu die termijn aanzienlijk langer is dan de richtlijnen voorschrijven voor het bezit van een stroomstootwapen en het bezit van pillen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van XTC-pillen. Dit is een middel dat schadelijk is voor de gezondheid. Bovendien gaat de productie en het gebruik van XTC vaak gepaard met (andere) criminaliteit, hetgeen tot allerlei (maatschappelijke) schade leidt.
De grote hoeveelheid pillen die verdachte in zijn bezit had is op een dealerindicatie. Daaronder valt ook , zoals de verdachte ter zitting heeft verklaard, het weggeven van de pillen, tijdens zijn WAP-weekenden.
Daarnaast heeft verdachte een stroomstootwapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee, nu dit kan leiden tot het plegen van ernstige geweldsdelicten of de dreiging daarmee. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 5 augustus 2021. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat al eerder een taakstraf voor onder andere druggerelateerde feiten is opgelegd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor het onder 2 tenlastegelegde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf tot zeven weken opgelegd kan worden en voor het onder 3 tenlastegelegde feit een geldboete van
€ 550,-. Nu al eerder een taakstraf is opgelegd en de rechtbank een geldboete niet op zijn plaats vindt, zal de rechtbank afwijken van de landelijke oriëntatiepunten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij acht een gevangenisstraf van twee maanden voor deze feiten passend en geboden.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de rechthebbende en dat het onder 2 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om beide voorwerpen te retourneren aan de verdachte.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Geluidsdemper/ jammer
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.
Wapen/ stroomstootwapen
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien
met betrekking tot dit voorwerp het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 22 b, 36b, 36c van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de teruggave aan de rechthebbende van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1 STK Geluidsdemper/ jammer;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten: 1 STK Wapen/stroomstootwapen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snoeijer voorzitter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
mr. B.J. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.V. van Wijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2021.
Bijlage:
1) Beslaglijst