ECLI:NL:RBDHA:2021:10219
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van verblijfsvergunning regulier wegens niet langer voldoen aan voorwaarden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.E. Jalandoni, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda. Eiser had een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel 'verblijf bij partner', die op 28 oktober 2019 werd ingetrokken omdat eiser niet langer samenwoonde met zijn ex-partner. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar de rechtbank oordeelde dat de intrekking terecht was, aangezien eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden waaronder de vergunning was verleend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel eiser als zijn ex-partner hebben bevestigd dat de relatie per 28 oktober 2019 is verbroken. Eiser heeft niet inhoudelijk gereageerd op het voornemen van de Staatssecretaris om de vergunning in te trekken. De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Eiser had geen relevante persoonlijke omstandigheden aangevoerd die een hoorzitting rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.