ECLI:NL:RBDHA:2021:10225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
21-988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 59a Vw en zicht op overdracht in het kader van coronamaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiseres, die de Azerbeidzjaanse nationaliteit heeft. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 21 januari 2021 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er zicht was op overdracht naar Duitsland onder de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij tevens schadevergoeding heeft verzocht.

Tijdens de zitting op 1 februari 2021 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar bezwaren tegen de maatregel toegelicht. Eiseres stelde dat zij zich strikt aan de coronamaatregelen wil houden en dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Duitsland is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres zelf de belemmering voor de overdracht opwerpt door niet mee te werken aan de coronatest die nodig is voor de reis naar Duitsland. Eiseres heeft aangegeven bereid te zijn om naar Azerbeidzjan te reizen, wat de rechtbank als inconsistent beschouwt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn betwist door eiseres en dat er voldoende zicht op verwijdering naar Duitsland bestaat. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 februari 2021 en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.988
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J. Visscher), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Efendieva. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt dat zij de Azerbeidzjaanse nationaliteit heeft en dat zij is geboren op [1961].
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
en als lichte gronden2 vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres de gronden die verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd, niet heeft betwist.
4. Eiseres voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Duitsland is. Er is sprake van een objectieve belemmering, omdat eiseres zich strikt aan de maatregelen in verband met het coronavirus wil houden en daarom niet naar Duitsland kán reizen. Deze maatregelen staan op de site van de rijksoverheid en daar staat duidelijk vermeld: “Blijf in Nederland. Ga niet op reis. Elke reis verhoogt de kans op meer besmettingen in Nederland en in het buitenland. Reis alleen bij ernstige familieomstandigheden of voor werk dat echt niet uitgesteld kan worden en waarbij fysieke aanwezigheid absoluut nodig is.” Deze uitzonderingen zijn in het geval van eiseres niet van toepassing en er worden ook geen andere uitzonderingen genoemd. Daarbij wil eiseres ook niet reizen omdat ze vanwege haar hogere leeftijd en medische problematiek in een risicogroep valt. Weliswaar valt zij niet in een risicogroep zoals geformuleerd door de overheid, maar er is wel sprake van medische problematiek en een hoge leeftijd. Er kan en hoeft dus niet van eiseres verlangd worden dat ze een coronatest ondergaat, die nodig is voor een reis naar Duitsland. Eiseres heeft verder aangegeven dat ze naar Azerbeidzjan, haar land van herkomst, uitgezet wil worden. Hiervoor wil ze wel de vliegreis maken en een coronatest af laten nemen. Als zij rechtstreeks vanaf Nederland naar Azerbeidzjan vliegt in plaats van via Duitsland, dan wordt ook vermeden dat ze twee keer een risicovolle vlucht moet nemen.
5. In wat eiseres aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiseres zelf de belemmering voor de overdracht opwerpt doordat zij weigert mee te werken aan de overdracht naar Duitsland. De vluchten naar Duitsland van 7 januari 2021 en 28 januari 2021 zijn geannuleerd, omdat eiseres weigerde mee te werken aan een coronatest. Dat eiseres niet wil reizen omdat ze zich strikt aan de maatregelen in verband met het coronavirus wil houden en omdat ze tot een risicogroep behoort, volgt de rechtbank niet. Immers, eiseres geeft aan dat zij wel bereid is om naar Azerbeidzjan te reizen en daarvoor een coronatest te doen. Eiseres wil zich kennelijk alleen strikt aan deze maatregelen houden in het geval ze moet reizen naar een land waar zij niet heen wil. Daarnaast staat vast dat eiseres niet in de risicogroep zoals aangegeven door de rijksoverheid valt. Op geen enkele wijze is onderbouwd dat eiseres gezien haar medische problematiek en haar leeftijd (59 jaar) een groter risico loopt op besmetting met het coronavirus, zodat de rechtbank dat standpunt niet kan volgen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de reis met voldoende waarborgen is omgeven. Verder merkt de rechtbank nog op dat uit de informatie op de website van de rijksoverheid volgt dat niet-noodzakelijke reizen worden ontraden. Aangenomen mag worden dat verweerder de overdracht van eiseres als noodzakelijk aanmerkt. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het zicht op verwijdering naar Duitsland niet ontbreekt.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 februari 2021

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.