ECLI:NL:RBDHA:2021:103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2021
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
NL20.20679
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring asielaanvraag van een statushouder uit Roemenië met betrekking tot interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, een statushouder uit Roemenië. Eiser had op 1 december 2020 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 7 januari 2021, die plaatsvond in Breda, werd de zaak behandeld samen met een andere zaak. Eiser en verweerder waren vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde. De gemachtigde van eiser heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat er wel degelijk contact is. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

Eiser had eerder in 2018 een asielaanvraag ingediend die ook niet-ontvankelijk was verklaard, omdat hij in Roemenië internationale bescherming geniet. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de veiligheid in Roemenië. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat hij in zijn geval niet veilig kan terugkeren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de stellingen van eiser over bedreigingen en corruptie niet voldoende onderbouwd zijn en dat zijn eerdere verklaringen over zijn situatie in Roemenië de geloofwaardigheid van zijn huidige relaas ondermijnen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.20679
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 1 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.20680, plaatsgevonden op 7 januari 2021 in Breda. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat op 1 december 2020 melding is gedaan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Uit vaste rechtspraak [1] van de Afdeling [2] volgt dat procesbelang ontbreekt wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat hij contact heeft met eiser. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van procesbelang.
2. Eiser heeft voor het eerst in 2018 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Die aanvraag heeft verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Roemenië internationale bescherming geniet. Op 17 november 2020 heeft eiser de huidige, opvolgende aanvraag ingediend. Eiser is voorafgaand aan het indienen van deze aanvraag niet terug geweest naar Roemenië.
3. Verweerder mag ten aanzien van Roemenië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [3] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat in zijn geval niet kan. Zijn stellingen over bedreigingen en corruptie zijn niet onderbouwd. Bovendien heeft eiser in 2018 een ander verhaal verteld over wat hem is overkomen in Roemenië, wat de geloofwaardigheid van zijn relaas niet ten goede komt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2021 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Uitspraak van 29 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1804.