ECLI:NL:RBDHA:2021:10360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
NL21.2266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres en de beoordeling van de geloofwaardigheid van haar verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de eiseres bij terugkeer naar Nigeria niet te vrezen had voor vergeldingsacties door de mensensmokkelaar die haar naar Europa had gebracht, noch voor de gedwongen besnijdenis van haar dochters. De rechtbank vond het beroep gegrond en veroordeelde de verweerder in de proceskosten. De eiseres had in haar asielrelaas verklaard dat zij op jonge leeftijd was geadopteerd en een slechte relatie had met haar stiefouders. Na een gewelddadige periode in Nigeria was zij naar Europa gevlucht. De rechtbank concludeerde dat de verweerder de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiseres niet voldoende had onderbouwd, en dat er reële risico's waren voor de eiseres en haar kinderen bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de door de eiseres gestelde vrees voor ernstige schade opnieuw beoordeeld moest worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.2266

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres,

V-nummer: [nummer 1] ,
mede namens haar minderjarige kinderen
[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2018,
V-nummer: [nummer 2] ,
en
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2020,
V-nummer: [nummer 3]
(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum eiseres]. Zij heeft eerst op 24 oktober 2019 in Nederland asiel aangevraagd. Deze aanvraag heeft verweerder ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland daarvoor verantwoordelijk is.
Het daartoe strekkende besluit gold ook als overdrachtsbesluit. Wegens het verstrijken van de overdrachtstermijn heeft verweerder de tweede aanvraag van eiseres van 8 juli 2021, die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, in de nationale procedure beoordeeld. Aan die asielaanvraag heeft eiseres het volgende ten grondslag gelegd.
Zij is op jonge leeftijd geadopteerd en heeft een slechte band met haar stiefouders [naam 1] en [naam 2]. Nadat eiseres door twee mannen is verkracht hebben haar stiefouders haar in 2008 uit schaamte uitgehuwelijkt aan de zeventigjarige [naam 3], een machtige man in Nigeria. Eiseres heeft vijf jaar lang opgesloten gezeten in het huis van [naam 3] in Benin stad onder het toezicht van zijn lijfwachten. Met behulp van [naam 4], een van deze lijfwachten, heeft eiseres kunnen ontsnappen en is zij naar Lagos gevlucht, waar zij gedurende drie jaar heeft gewoond. Hier kwam eiseres via [naam 4] erachter dat [naam 3] haar verblijfplaats had achterhaald. Van [naam 1] heeft zij gehoord dat [naam 3] haar stiefbroer en stiefzus in 2016 had vermoord. Eiseres heeft op 11 augustus 2016 Nigeria illegaal verlaten met behulp van [naam 5] ([naam 5]) en zij is via Niger, Libië, Italië en Duitsland naar Nederland gereisd. Eiseres is [naam 5] geld schuldig voor de reis naar Europa en voor het haar terugkopen toen zij in de gevangenis is beland. Voor het vertrek van eiseres uit Nigeria heeft een voodoo-ritueel plaatsgevonden waarbij zij een eed heeft afgelegd dat zij het geld terug zou betalen. [naam 5] heeft gedreigd ‘juju’ te gebruiken om eiseres terug naar Nigeria te roepen als zij de schuld niet terugbetaalt. Eiseres vreest dat [naam 5] en [naam 3] haar en haar kinderen zullen vermoorden bij terugkeer naar Nigeria. Ook vreest zij dat haar kinderen in Nigeria zullen worden ontvoerd en besneden.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit, herkomst en etniciteit,
  • adoptie en slechte relatie met stiefouders,
  • gedwongen uithuwelijking aan [naam 3];
  • problemen met [naam 3],
  • het hebben van een openstaande schuld bij [naam 5], en
  • het hebben van twee onbesneden dochters.
2.1
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit, herkomst en etniciteit van eiseres, het hebben van een openstaande schuld bij [naam 5] en het hebben van twee onbesneden dochters geloofwaardig. De overige relevante elementen acht verweerder ongeloofwaardig. Hij heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
3. Het verzoek van eiseres om alles wat zij in haar zienswijze heeft aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen, wordt niet gehonoreerd. Verweerder is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op wat eiseres in de zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover zij in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
4. Eiseres voert primair aan dat verweerder geen gegevens uit het gehoor in haar Dublinprocedure (het Dublingehoor) en het aanmeldgehoor (het aanmeldgehoor) van haar huidige asielprocedure mag betrekken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van haar asielrelaas. Subsidiair voert eiseres aan dat verweerder de verklaringen van eiseres in deze gehoren niet als ‘zware omstandigheid’ mag laten wegen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
4.1
Paragraaf 3.2.1.1 van werkinstructie (WI) 2014/10 bepaalt in zoverre van belang het volgende:
‘Tegenstrijdigheden tussen verklaringen afgelegd in het eerste en nader gehoor kunnen niet zonder meer aan de vreemdeling worden tegengeworpen. Bekeken moet worden in hoeverre de vreemdeling met een en ander is geconfronteerd tijdens het nader gehoor (of in het voornemen), waarbij er rekening mee gehouden moet worden dat het eerste gehoor niet is bedoeld voor het asielrelaas.
Met name is van belang in welke context een verklaring is afgelegd. Zo wordt tijdens het eerste gehoor gevraagd of een vreemdeling ooit wegens een strafbaar feit is veroordeeld of gedetineerd is geweest. Een ontkennend antwoord op deze vragen is niet (zondermeer) tegenstrijdig met een tijdens het nader gehoor afgelegde verklaring over een ondergane detentie die niet het gevolg was van een strafrechtelijke veroordeling’.
4.2
Voor zover eiseres bedoelt dat verweerder de volgens hem tegenstrijdige verklaringen in het aanmeldgehoor en het Dublingehoor niet dermate zwaar mag laten meewegen dat zij afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het gehele asielrelaas, overweegt de rechtbank dat verweerder (als ‘opmerking vooraf’, van zijn kant) alleen de door hem tegenstrijdig geachte verklaringen heeft genoemd die zien op de asielmotieven van eiseres en wie de vader van haar kinderen is. Verweerder heeft eiseres in het aanvullende gehoor van 3 november 2020 en in het voornemen van de nationale procedure
– in lijn met zijn beleid, zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.1 – ook geconfronteerd met haar verklaringen hierover. Overigens was eiseres zowel in de Dublin- als in de nationale asielprocedure gehouden consistent te verklaren.
4.2.1
Ten aanzien van de asielmotieven heeft verweerder tijdens het aanvullende gehoor eiseres erop gewezen dat zij in het Dublingehoor heeft verklaard dat zij lesbisch is en dat zij daarom bij terugkeer naar Nigeria gevaar zal lopen. Daarop antwoordde eiseres dat zij niet lesbisch is en heeft zij gevraagd hoe zij kinderen had kunnen hebben als ze lesbisch is (p. 12 van het rapport Aanvullend gehoor). Ten aanzien van de vader van de kinderen van eiseres heeft verweerder haar erop gewezen dat zij tijdens het Dublingehoor eerst heeft verklaard dat zij zwanger was geraakt na een verkrachting toen zij als prostituee werkte en dat in de latere correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor staat vermeld dat [naam 6] de vader van haar kinderen is. Hierop heeft eiseres geantwoord dat zij gestrest was en veel aan haar hoofd had, dat haar hart gebroken was en dat zij niet wist wat zij moest zeggen. Nu eiseres met deze verklaringen is geconfronteerd en in de gelegenheid is gesteld om deze te verklaren heeft verweerder de verklaringen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres mogen betrekken (p. 8 van het rapport Aanvullend gehoor).
4.2.2
Verweerder heeft verder naar het oordeel van de rechtbank gelet op deze antwoorden aan eiseres mogen tegenwerpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard. Ten aanzien van de asielmotieven heeft hij niet ten onrechte overwogen dat van eiseres verwacht mag worden dat zij eenduidig daarover verklaart. Met de enkele stelling in beroep dat zij tijdens het nader gehoor ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van haar eerdere verklaring in het Dublingehoor bestrijdt eiseres de geconstateerde tegenstrijdigheid inhoudelijk niet gemotiveerd. Die stelling leidt dus niet tot een ander oordeel. Ten aanzien van de verklaringen van eiseres over wie de vader is van haar kinderen heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de uitleg van eiseres dat zij gestrest was nog niet verklaart waarom zij daarover tegenstrijdig heeft verklaard. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat deze tegenwerpingen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres.
4.3
Ten aanzien van de door verweerder tegenstrijdig geachte verklaringen van eiseres over wie [naam 5] is, haar eigen geboorteplaats en de etniciteit van haar ouders overweegt de rechtbank dat verweerder deze niet heeft betrokken bij zijn ‘opmerking vooraf’, maar bij de beoordeling van het relevante element ‘adoptie en slechte relatie met stiefouders’. Ook met die verklaringen is eiseres geconfronteerd. Zo heeft verweerder eiseres gevraagd of zij een stiefzus had die [naam 5] heet, waarop zij antwoordde dat [naam 5] de mevrouw is die haar naar Europa had gebracht en dat [naam 7] en [naam 8] haar enige (niet-biologische) broer en zus waren (p. 4 van het rapport Aanvullend gehoor). In het voornemen van de nationale procedure (op p. 4-5) heeft verweerder eiseres ook geconfronteerd met haar volgens hem tegenstrijdige verklaringen over haar geboorteplaats en de etniciteit van haar ouders. In de zienswijze heeft eiseres haar toelichting over wie [naam 5] is herhaald en heeft zij over haar geboorteplaats toegelicht dat zij niet weet waar zij geboren is en dat zij uit het weeshuis in Lagos, waar zij verbleef, is opgehaald door [naam 1] en dat zij tot de laatste vijf jaar voor haar vertrek uit Nigeria in Benin City heeft gewoond. Verder heeft zij toegelicht dat zij haar biologische ouders niet kent, dat zij [naam 1] en [naam 2] als moeder en vader beschouwt en dat [naam 1] voor vijftig procent Yoruba en vijftig procent Edo is en dat [naam 2] honderd procent Yoruba is. Verweerder heeft gelet hierop naar oordeel van de rechtbank deze verklaringen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het relevante element ‘adoptie en slechte relatie met stiefouders’ mogen betrekken. De beroepsgrond slaagt niet. Op de weging door verweerder van die verklaringen en de daartegen gerichte beroepsgronden zal de rechtbank hierna in rechtsoverweging 5 en volgende ingaan.
5. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte de adoptie en haar slechte relatie met de stiefouders ongeloofwaardig vindt. Zij blijft er in beroep bij dat onbekend is waar zij geboren is en dat haar verklaring in het aanmeldgehoor dat zij geboren is in Benin City gezien moet worden in de context van waar zij is opgegroeid, ook omdat de vraag naar de geboorte in één adem is gesteld met de vraag naar haar adresgegevens van de geboorte-plaats. Daarbij bestrijdt eiseres dat haar geboorteplaats relevant is, nu niet aan haar identiteit, nationaliteit en herkomst wordt getwijfeld. Zij wijst er verder op dat verweerder haar ten onrechte tegenwerpt dat zij geen documenten kan overleggen ter staving van haar gestelde adoptie, omdat zij geprobeerd heeft om deze te verkrijgen, maar daar niet in is geslaagd omdat het weeshuis waar zij verbleef niet over de daarvoor benodigde stukken beschikt. Ook heeft verweerder ten onrechte overwogen dat de verklaringen van eiseres over haar adoptie en het adoptiegezin niet overeenkomen met haar overige verklaringen. Hij laat hierbij ook de door hem tegenstrijdig geachte verklaringen over wie [naam 5] is te zwaar wegen, terwijl uit het eerste en het nader gehoor al moest blijken dat sprake was van een misverstand. Verder voert eiseres aan dat de informatie die verweerder op haar Facebook-pagina heeft aangetroffen, waar staat dat zij haar biologische ouders liefheeft en prijst voor haar opvoeding, te beschouwen als ‘non-informatie’, waardoor deze informatie niet als juridisch bewijs gebruikt kan worden en dus niet aan eiseres kan worden tegengeworpen.
5.1
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat verweerder terecht aan eiseres heeft tegengeworpen dat zij in het aanmeldgehoor heeft verklaard in Benin City te zijn geboren (p. 4 van het rapport Aanmeldgehoor), dat zij dit in het eerste gehoor heeft bevestigd en niet in de correcties en aanvullingen heeft gecorrigeerd en dat zij eerst in de zienswijze – toen zij erop is gewezen dat dit niet strookt met haar latere verklaring dat zij geen informatie heeft over haar biologische familie – heeft verklaard niet te weten waar zij geboren is. De stelling van eiseres dat de door haar opgegeven geboorteplaats moet worden gezien in de context van de plaats waar zij is opgegroeid heeft verweerder niet hoeven volgen omdat eiseres meermaals naar haar geboorteplaats is gevraagd en zij daarop steeds hetzelfde antwoord gaf, terwijl zij meermaals de mogelijkheid heeft gehad om dit te corrigeren, maar dit heeft nagelaten. Overigens heeft eiseres de door haar genoemde context niet duidelijk gemaakt. Voor zover eiseres meent dat hierbij sprake is geweest van een misverstand of communicatieproblemen vanwege de inzet van verweerder van een niet-registertolk via Skype bij het aanmeldgehoor, volgt de rechtbank eiseres daarin gelet op het voorgaande niet. Dat verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig heeft geacht maakt verder niet dat eiseres niet tegenstrijdig heeft verklaard over haar geboorteplaats en dat verweerder aan deze tegenstrijdigheid niet mag betrekken bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling. De stelling leidt dan ook niet tot een ander oordeel.
5.2
De rechtbank overweegt verder dat – anders dan eiseres onder verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van 2018 lijkt te stellen – verweerder haar niet heeft tegengeworpen dat zij geen geboorteakte heeft kunnen overleggen. Haar wordt tegen-geworpen dat zij geen stukken heeft overgelegd die haar adoptie kunnen onderbouwen.
De stelling van eiseres dat de nationale overheden in Nigeria tussen 1988 en 1995 geleidelijk hun bevoegdheden hebben verloren om geboorten te registreren, is daarom niet relevant. Voor zover eiseres stelt dat een geboorteakte nodig is voor het aanvragen van een bewijs van adoptie overweegt de rechtbank dat eiseres deze stelling niet heeft onderbouwd. Dat het aanvragen van een adoptiebewijs een langdurig proces is, zoals eiseres verder onder verwijzing naar het ambtsbericht stelt, doet niet af aan de door verweerder (voor eiseres) aangenomen mogelijkheid om dit bewijs te verkrijgen. De rechtbank volgt eiseres verder niet in haar stelling dat het onredelijk is dat verweerder van haar verwacht dat zij dit bewijs overlegt. Hierbij is van belang dat eiseres haar stelling dat zij getracht heeft de benodigde stukken te verkrijgen maar daar niet in is geslaagd, niet met stukken heeft onderbouwd.
Dit geldt ook voor haar (door de rechtbank zo begrepen) stelling dat geen registratie van adopties plaatsvond ten tijde van haar geboorte en haar adoptie in 1993, waarbij zij erop wijst dat het ambtsbericht van later datum is en dus niets zegt. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het feit dat eiseres geen bewijs van adoptie heeft overgelegd afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar adoptie.
5.3
In het bestreden besluit (op p. 4) heeft verweerder gereageerd op de stelling van eiseres in de zienswijze dat zij op haar adoptieouders doelde toen zij in het aanmeldgehoor over de etniciteit van haar ouders verklaarde (zie rechtsoverweging 4.3). Hij heeft er terecht op gewezen dat eiseres in het aanmeldgehoor en in de correcties en aanvullingen niet heeft verklaard dat het bij haar verklaringen in het aanmeldgehoor niet ging om de etniciteit van haar biologische ouders. Ook heeft hij terecht erop gewezen dat eiseres in dat aanmeld-gehoor heeft verklaard dat haar vader tot de Edo-bevolkingsgroep behoort, maar in de zienswijze heeft vermeld dat [naam 2], op wie zij in haar toelichting kennelijk doelde, voor honderd procent behoort tot de Yoruba. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hij eiseres gelet hierop niet ten onrechte niet gevolgd in deze toelichting. De niet onderbouwde stelling van eiseres dat bij het opnemen van de gegevens van haar ouders sprake zou zijn geweest van een onopgemerkte fout in het rapport van het aanmeldgehoor die pas in het voornemen is aangetroffen, volgt de rechtbank niet. Deze stelling verklaart niet waarom eiseres – ervan uitgaande dat zij het steeds over haar stiefouders had – op twee verschillende momenten verschillend verklaarde over de etniciteit van haar stiefvader.
5.4
De rechtbank volgt eiseres verder niet in haar niet nader onderbouwde stelling dat sprake is van een misverstand of een onopgemerkte fout van de tolk ten aanzien van haar verklaringen over wie [naam 5] is. Hiervoor vindt de rechtbank van belang dat verweerder eiseres in het voornemen niet ten onrechte niet heeft gevolgd in haar verklaring voor dit gestelde misverstand, namelijk dat zij met [naam 5] eigenlijk [naam 8] bedoelde, omdat [naam 5] volgens haar verklaring in het aanmeldgehoor ongeveer 23 jaar oud zou zijn en [naam 8] ongeveer 18 of 19 jaar oud zou zijn (zie p. 8 van het rapport Aanmeldgehoor). Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiseres wisselend heeft verklaard over de samenstelling van haar stiefgezin.
5.5
In het voornemen (op p. 5-6) en bestreden besluit (op p. 5-6) heeft verweerder toegelicht waarom hij de Facebookinformatie kon betrekken bij de beoordeling van het relevante element ‘adoptie en slechte relatie met stiefouders’. Hij heeft zich daarbij gemotiveerd op het standpunt gesteld dat hij eiseres niet volgt in haar stelling in de zienswijze dat haar Facebookaccount is gehackt en dat zij zelf die informatie niet heeft geplaatst. De enkele herhaling van de stelling dat deze informatie als ‘non-informatie’ is te beschouwen, is geen gemotiveerde betwisting daarvan.
5.6
De tegenwerping van verweerder dat eiseres de familienaam van [naam 2] niet weet, terwijl zij jarenlang bij hem en [naam 1] heeft gewoond en dat zij niet heeft onderbouwd welke in de zienswijze gestelde culturele aspecten maken dat zij die naam niet weet, is in beroep onbestreden gebleven. De rechtbank is gelet hierop en op wat hiervoor is overwogen van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de adoptie en de slechte relatie met de stiefouders van eiseres ongeloofwaardig heeft geacht. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte haar gedwongen uithuwelijking aan [naam 3] ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder laat ongeoorloofd de door hem ongeloofwaardig geachte adoptie doorwerken in de geloofwaardigheid van haar uithuwelijking. Ook heeft verweerder niet gereageerd op de verklaring die eiseres ervoor geeft waarom zij heeft verklaard niet gehuwd te zijn, te weten dat het huwelijk buiten haar om heeft plaatsgevonden, waardoor geen sprake was van een normaal huwelijksleven. Daarnaast is het bericht dat verweerder op de Facebookpagina van eiseres heeft aangetroffen en aan haar heeft tegengeworpen, waarin zij haar ouders bedankt voor het geven van een echtgenoot, te beschouwen als ‘non-informatie’.
6.1
Voor zover van belang bepaalt paragraaf 3.2.1.2 van Werkinstructie (WI) 2014/10 het volgende:
‘Ook als sprake is van een ongeloofwaardig geachte gebeurtenis die het beginpunt vormt van een verhaallijn – denk aan een arrestatie die wordt gevolgd door detentie en mishandeling – is het dus van belang bij de beoordeling van de opvolgende gebeurtenissen niet te volstaan met de stelling dat gegeven de ongeloofwaardigheid van de arrestatie, evenmin geloof wordt gehecht aan de detentie en mishandeling. Ook die opvolgende gebeurtenissen dienen zoveel mogelijk op hun eigen merites te worden beoordeeld. Dit kan anders liggen als sprake is van (zeer) evidente ongeloofwaardige verklaringen dan wel het verstrekken van onjuiste gegevens’.
6.2
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder de ongeloofwaardig bevonden adoptie en slechte relatie met de stiefouders niet heeft mogen betrekken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde uithuwelijking. Anders dan eiseres lijkt te stellen verbiedt WI 2014/10 niet direct dat de (on)geloofwaardigheid van een element wordt betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van een ander element. Verweerder kan echter in beginsel niet volstaan met deze enkele tegenwerping bij zijn motivering van de geloofwaardigheids-beoordeling van een dergelijk element. Dat heeft verweerder echter niet gedaan, zoals hierna aan de orde komt.
6.3
In het geval van eiseres heeft verweerder, naast de ongeloofwaardigheid van de adoptie en van de slechte relatie met de stiefouders, ook niet ten onrechte aan haar tegengeworpen dat ongerijmd is dat zij haar ouders op Facebook heeft bedankt voor het geven van een echtgenoot, terwijl zij zou zijn uitgehuwelijkt aan een zeventigjarige man die haar gedurende vijf jaar heeft opgesloten en misbruikt. Zoals reeds overwogen slaagt de enkele herhaling van de stelling dat de Facebookpagina van eiseres ‘non-informatie’ bevat niet. Verweerder heeft zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiseres verwacht mag worden dat zij, ook als ze gedwongen zou zijn uitgehuwelijkt, desgevraagd aangeeft dat zij getrouwd is. Het feit dat verweerder niet expliciet in het bestreden besluit de verklaring van eiseres in de zienswijze (zoals weergegeven in rechtsoverweging 6) heeft benoemd waarom zij niet heeft opgegeven dat zij getrouwd is leidt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt een gebrek bevat, maar zij passeert dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb omdat zij van oordeel is dat eiseres daar niet door is benadeeld. Hiertoe overweegt zij dat verweerder eiseres al gelet op voornoemde tegenwerpingen niet heeft hoeven volgen in de verklaring voor het feit waarom zij heeft verklaard niet getrouwd te zijn. De stelling van eiseres ter zitting dat uit EASO Country Guidance Report Nigeria van februari 2019 blijkt dat gedwongen uithuwelijkingen voorkomen in Nigeria leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu dit rapport niet op eiseres ziet en de tegenwerpingen van verweerder niet wegneemt. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiseres voert aan dat verweerder rekening had moeten houden met mogelijke misverstanden tijdens de vertaling van haar verklaringen tijdens het aanmeldgehoor door het gebruik is van een niet-registertolk via Skype en de werkwijze van verweerder in de coronatijd risico’s met zich meebrengt.
7.1
Verweerder heeft in het bestreden besluit er terecht op gewezen dat eiseres aan het einde van het aanmeldgehoor heeft verklaard de tolk goed te hebben kunnen verstaan. Zoals de rechtbank in rechtsoverwegingen 5.1 en 5.4 heeft overwogen volgt zij eiseres verder niet in haar stelling dat de inzet van de niet-registertolk via Skype tot misverstanden of communicatieproblemen heeft geleid. Afgezien daarvan heeft eiseres niet geconcretiseerd op welke punten er sprake zou zijn geweest van misverstanden of communicatieproblemen wegens deze werkwijze. Zelfs wanneer eiseres wordt gevolgd in haar stelling dat haar verklaring dat zij de tolk goed heeft kunnen verstaan niet doorslaggevend is, leidt die stelling daarom niet tot een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte de problemen met [naam 3] ongeloofwaardig heeft geacht. Zij voert aan dat verweerder haar niet mogen tegenwerpen dat zij oppervlakkig heeft verklaard over hoe het voor haar was om jarenlang opgesloten te zitten en wat dit met haar deed, omdat verweerder haar niet daarnaar heeft gevraagd. Ook heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte aan haar tegengeworpen dat zij wisselend heeft verklaard over haar contact met ‘de andere meiden’ in de woning van [naam 3].
De meiden in de woning probeerden wel met haar contact te leggen, maar eiseres heeft zich steeds aan de regels gehouden en is – anders dan de andere meiden daar – nooit betrapt op het delen van informatie met hen of daarvoor bestraft. Wel is zij bestraft omdat ze weigerde met [naam 3] te slapen. Anders dan verweerder stelt heeft eiseres verder wel inzichtelijk gemaakt hoe zij eenvoudig kon ontsnappen. Zij is ’s avonds ontsnapt toen de rest sliep en heeft de ontsnapping verder toegelicht in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor en de zienswijze. Ook heeft zij in het nader gehoor uitgelegd waarom [naam 4] haar in haar optiek heeft geholpen. Verweerder verwacht ook ten onrechte dat eiseres kan verklaren hoe een machtige man als [naam 3] haar pas na drie jaar heeft weten te traceren. Zij zou daarover enkel vermoedens kunnen uiten. Daarnaast verwacht verweerder ten onrechte dat eiseres meer verklaart over de toedracht van de moord op haar stiefbroer en zus. De communicatie met [naam 1] verliep moeizaam volgens eiseres omdat [naam 1] tegen haar tekeer ging, waardoor zij stilviel en verder daarover geen informatie bij [naam 1] kon inwinnen.
8.1
De rechtbank overweegt hierover allereerst dat eiseres niet is gevraagd naar wat het met haar deed dat zij jarenlang opgesloten moest blijven bij [naam 3]. Waar verweerder in het bestreden besluit verwijst naar het nader gehoor waar eiseres daarover volgens hem oppervlakkig heeft verklaard (p. 14 van het rapport Nader gehoor) heeft hij veelal vragen gesteld over de feitelijke handelingen van eiseres in en rondom de woning van [naam 3], die zij ook steeds heeft beantwoord. Eiseres heeft daarom geen aanleiding hoeven zien om zich op dat moment uit te laten over wat dit met haar deed, nog afgezien van het feit of dit relevant zou zijn voor (de beoordeling van) het asielrelaas.
8.2
Verweerder heeft zich evenwel naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres wisselend heeft verklaard over het contact tussen haar en de andere meiden in de woning van [naam 3]. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres eerst heeft verklaard dat zij gestraft is omdat zij met de andere meiden sprak en dat het haar voorbeeld en ervaring was (p. 13 van het rapport Nader gehoor), maar vervolgens heeft verklaard dat zij niet is betrapt (p. 14 van het rapport Nader gehoor). De stelling van eiseres dat de andere meiden wel met haar spraken maar dat zij zich aan de regels hield, verklaart niet waarom eiseres dan volgens haar eigen verklaring zou zijn bestraft. Voor zover eiseres betoogt dat zij enkel is gestraft omdat zij niet met [naam 3] wilde slapen volgt de rechtbank haar daar niet in, omdat verweerder in het gehoor vroeg of eiseres de bestraffingen heeft zien gebeuren. De niet nader onderbouwde stelling dat de gehoormedewerker haar woorden niet goed heeft begrepen volgt de rechtbank niet.
8.3
De rechtbank stelt vast dat eiseres ten aanzien van de reden waarom [naam 4] haar heeft geholpen te ontsnappen het volgende heeft verklaard (p. 13 van het rapport Nader gehoor):
‘(…)
Wat was de reden dat deze jongen mij had gered, is omdat vanaf het begin dat ik daar aankwam, was ik respectvol voor iedereen. Ik was stil. De jongen zei: “Ik mag je wel, maar mijn gemoedstoestand zou dat niet accepteren als dit tegen je wordt gedaan. Anders krijg ik spijt voor de rest van mijn leven als ik iets slechts tegen je zou doen.’
Ook heeft eiseres het volgende verklaard (p. 9 van het rapport Aanvullend gehoor):
Hij had mij wel verteld dat ik de volgende persoon zou zijn voor de rituelen. Hij zei dat hij mij zou gaan helpen. Ik moest het wel geheim houden. Later heeft hij mij geholpen om te ontsnappen(…)
.’
Zoals eiseres terecht aanvoert, heeft verweerder deze verklaring ten onrechte niet kenbaar betrokken bij het bestreden besluit. Het bestreden besluit lijdt op dit punt dus aan een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren omdat verweerder zich al op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat [naam 4] haar wilde helpen bij de ontsnapping omdat zij zelf heeft verklaard dat zij niet veel met [naam 4] communiceerde en niet veel over hem weet (p. 8 van het rapport Aanvullend gehoor). Al daarom valt niet in te zien waarom [naam 4] juist haar wilde helpen. Verweerder heeft ten aanzien van de ontsnapping ook niet ten onrechte tegengeworpen dat ongerijmd is dat eiseres vrij eenvoudig heeft kunnen ontsnappen door over een hek te klimmen terwijl zij ook heeft verklaard dat zij en de andere meiden constant in de gaten werden gehouden. De stelling van eiseres dat dit mogelijk was omdat het donker was en iedereen sliep heeft verweerder niet hoeven volgen nu ook deze stelling niet te rijmen valt met haar verklaringen dat zij en de andere meiden constant in de gaten werden gehouden.
8.4
Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft toegelicht wordt verder niet van eiseres verwacht dat zij weet waarom het [naam 3] drie jaar heeft gekost om haar te traceren, zodat ook niet van haar verwacht wordt dat zij haar vermoedens daarover uitspreekt. Wel heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat haar verklaring dat [naam 3] veel connecties en geld heeft en dat het in Nigeria met een foto en geld heel makkelijk is om iemand te vinden niet strookt met de lange tijd dat het hem zou hebben gekost om eiseres te kunnen traceren. Dat eiseres niet weet te verklaren hoe dit kwam maakt niet dat verweerder dit niet aan haar heeft mogen tegenwerpen.
8.5
Verder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar stiefbroer en -zus zijn vermoord. Hij heeft daarbij niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat ze niet méér over de toedracht van de moord op haar stiefbroer en -zus kan vertellen dan zij heeft gedaan, gelet op het belang van deze gebeurtenis en het feit dat eiseres volgens haar verklaringen vaker met [naam 1] heeft gebeld (zie p. 18-19 van het rapport Nader gehoor en p. 5 van het rapport Aanvullend gehoor). De enkele stelling dat eiseres een persoonlijkheid heeft die maakt dat zij stilviel toen [naam 1] tekeerging, maakt dat niet anders. Niet valt in te zien dat eiseres niet op een andere manier aan informatie over de dood van haar stiefbroer en -zus heeft proberen te komen. Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat hij het ongeloof-waardig heeft geacht dat eiseres geadopteerd is en een stiefbroer en -zus heeft (zie rechtsoverweging 5-5.6).
8.6
Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar oordeel van de rechtbank niet ten onrechte de problemen met [naam 3] ongeloofwaardig geacht. De beroepsgrond slaagt niet.
9. In het licht van de overige tegenwerpingen van verweerder en wat daarover hiervoor is overwogen ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder de tegenwerpingen, die hij mede gebaseerd heeft op de verklaringen van eiseres in het Dublingehoor en het aanmeldgehoor, ongeoorloofd zwaar heeft laten wegen.
De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat zij en haar dochters bij een terugkeer naar Nigeria niet een reëel risico lopen op ernstige schade. Zij vreest dat [naam 5] of haar handlangers haar en haar kinderen bij terugkeer naar Nigeria zullen vinden en hen zullen vermoorden, ook omdat vergeldingsacties tegen personen die een openstaande schuld hebben bij mensenhandelaars vaker voorkomen in Nigeria.
Ook komen besnijdenissen nog vaak voor in Nigeria, waardoor eiseres vreest dat haar dochters daaraan zullen worden onderworpen. Familieleden kunnen hierbij een beslissende rol hebben, waardoor zij dit niet kan tegenhouden. Eiseres wijst op het EASO Country Guidance Report Nigeria van februari 2019.
10.1
Verweerder heeft overwogen dat uit de zienswijze van eiseres van 10 december 2019 in de Dublinprocedure blijkt dat [naam 5] zich in Italië bevindt. Ook heeft verweerder erop gewezen dat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt dat [naam 5] in de toekomst naar Nigeria zal gaan. Daarnaast heeft hij overwogen dat eiseres haar stelling dat zij te vrezen heeft voor de handlangers van [naam 5] niet heeft onderbouwd. Ten aanzien voor de vrees voor de besnijdenis van de kinderen van eiseres heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, hoewel besnijdenissen voorkomen in Nigeria, eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit haar kinderen zal overkomen. Dat vrouwen in Nigeria een ondergeschikte positie hebben betekent volgens verweerder niet dat eiseres niet kan beslissen over de besnijdenis van haar dochters. Verder heeft hij erop gewezen dat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt dat zij door de gemeenschap gedwongen zal worden om haar dochters te laten besnijden. Ter zitting heeft verweerder verder toegelicht dat hij in het bestreden besluit heeft gemotiveerd dat eiseres zich bij voorkomende problemen hiermee kan wenden tot hulporganisaties in Nigeria. Onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 13 oktober 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:14497, heeft hij daarbij erop gewezen dat onduidelijk is voor wie eiseres in dit verband vreest, waardoor er geen sprake is van een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.2
De rechtbank stelt voorop dat verweerder geloofwaardig vindt dat eiseres een openstaande schuld heeft bij [naam 5] vanwege de reis naar Europa en dat zij een voodoo-ritueel heeft bijgewoond waarbij eiseres een eed heeft afgelegd dat zij het verschuldigde bedrag zal terugbetalen. Verder vindt verweerder geloofwaardig dat eiseres twee niet besneden dochters heeft. Dat staat dus verder niet ter discussie. In geschil is het realiteitsgehalte van de door eiseres aan de niet ongeloofwaardig geachte feiten en omstandigheden ontleende vermoedens over wat haar bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat. Bij de toetsing van verweerders standpunt is volgens vaste jurisprudentie geen plaats voor een terughoudende toets (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ3621). Dit toetst de rechter dus zonder terughoudendheid.
10.3
De rechtbank begrijpt dat verweerder bedoelt dat [naam 5] niet in Nigeria is omdat zij volgens de zienswijze van eiseres van 10 december 2019 in Italië is. Dat vindt de rechtbank geen afdoende motivering. Verweerder gaat er kennelijk vanuit dat dit statische, onveranderlijke gegevens zijn, terwijl de verklaringen van eiseres daar nu juist niet op duiden. [naam 5] was volgens de verklaringen van eiseres op enig moment in Nigeria en op een later moment in Italië, wat er al op duidt dat zij niet op één plaats bleef maar zich verplaatst heeft. Daarbij heeft verweerder ten onrechte niet in het bestreden besluit kenbaar betrokken de uitgebreide verklaringen van eiseres over wat haar is over wat haar is overkomen in Italië, Duitsland en Nederland. Dat [naam 5] in een netwerk van smokkelaars handelt en dat eiseres te vrezen heeft voor [naam 5]’s handlangers onderbouwt zij inderdaad niet met stukken, maar het is in dat geval aan verweerder om daarbij de verklaringen van eiseres te betrekken – die erop wijzen dat [naam 5] niet alleen handelde – en dat heeft hij ten onrechte niet gedaan. Zo heeft eiseres onder meer verklaard dat zij in de opvang in Duitsland met een mes is bedreigd door twee mannen die zeiden dat zij het geld moest terugbetalen en dat zij in Nederland telefonisch is bedreigd door [naam 5] (zie p. 11-12 van het rapport Aanvullend gehoor), welk laatste telefoontje verweerder ter zitting kennelijk niet in twijfel trok. Verder heeft zij verklaard dat [naam 5] haar heeft gebeld toen zij in het AZC in Emmen was, dat zij Vluchtelingwerk Nederland daarover vertelde en dat die contact opnam met de politie en dat zij bij de politie is geweest (zie p.19 van het rapport Nader gehoor). Verweerder lijkt ervan uit te gaan dat [naam 5] zonder medewerking van anderen eiseres de eed heeft laten afleggen en haar heeft kunnen transporteren naar Libië. Dit uitgangspunt strookt niet met de verklaringen van eiseres, volgens welke zij in Abuja door iemand zou worden opgehaald, een man haar telefoon heeft afgepakt en heeft gezegd dat zij geen recht heeft om iets te zeggen, door [naam 9] is verteld dat zij in Libië moest werken en in Libië bij pogingen tot ontsnapping is opgepakt, door jongens is mishandeld en gedwongen is om als prostituee te werken (zie p. 7 van het rapport Nader gehoor). Ook als [naam 5] niet in Nigeria zou zijn, kan vanwege de door verweerder niet bij de beoordeling betrokken verklaringen van eiseres over het netwerk/handlangers van [naam 5] niet zonder meer gezegd worden dat eiseres in Nigeria niet heeft te vrezen voor haar leven en dat van haar dochters. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres hier niet voor te vrezen heeft.
10.4
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom eiseres niet te vrezen heeft voor de besnijdenis van haar dochters. Uit het Algemeen ambtsbericht Nigeria van maart 2021 blijkt dat niet alleen de ouders bepalend zijn bij het laten uitvoeren van een besnijdenis, maar dat de familie, inclusief moeders en grootmoeders, een grote rol speelt bij het laten uitvoeren van vrouwenbesnijdenis. Dat vrouwenbesnijdenis binnen de familie van eiseres voorkomt vindt verweerder kennelijk ook niet ongeloof-waardig, want hij bestrijdt niet dat eiseres zelf is besneden. Anders dan verweerder in het bestreden besluit stelt heeft eiseres verder wel haar vrees geuit dat haar kinderen gedwongen zullen worden besneden. Zo heeft zij verklaard dat zij heeft meegemaakt hoe het kind van een vrouw in Nigeria had geweigerd om haar dochter te laten besnijden is ontvoerd en alsnog is besneden. Ook heeft zij haar zorgen geuit dat zij niemand heeft die haar kan helpen om haar kinderen te beschermen (zie p. 21 van het rapport Nader gehoor) als dit haar zou overkomen. Gelet op het feit dat eiseres zelf wel besneden is en de informatie uit het EASO-rapport waarnaar eiseres heeft verwezen (zie p. 61-63) is niet op voorhand onaannemelijk dat eiseres door invloed van buitenaf, zij het van familie of de gemeenschap, waarvan zij zelf ook heeft verklaard dat besnijdenissen daarin voorkomen, gedwongen zal worden om haar dochters een besnijdenis te laten ondergaan. Verweerder zal daarom nader moeten motiveren waarom hij vindt dat eiseres daar niet voor te vrezen heeft. In het licht van al het voorgaande vindt de rechtbank het feit dat eiseres niet verder heeft geconcretiseerd van wie zij hiervoor te vrezen heeft, onvoldoende voor een ander oordeel.
10.5
Verweerder stelde ter zitting nog dat eiseres zich bij terugkeer, in het geval zij zou worden gedwongen haar dochters te laten besnijden of het risico daarop zou bestaan, kan wenden tot hulporganisaties (in het bestreden besluit is daar geen overweging aan gewijd), waarop eiseres heeft aangevoerd dat het bijzonder ingewikkeld is om als alleenstaande vrouw voeten aan de grond in Nigeria te krijgen, dat je zonder man snel wordt gedwongen tot prostitutie en dat het vrijwel onmogelijk is om als alleenstaande vrouw te overleven in Nigeria. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres zich als alleenstaande vrouw staande zal kunnen houden in Nigeria. Er is in ieder geval niet gebleken dat eiseres zich eerder zelfstandig in Nigeria staande heeft weten te houden. Dit aspect zal verweerder moeten betrekken bij de beoordeling van de eiseres gestelde vrees voor besnijdenis van haar dochters.
11. Het beroep is gegrond.
12. De rechtbank ziet vanwege de omvang van het benodigde herstel geen mogelijk-
heden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te
voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd en verweerder zal binnen twaalf weken een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. Verweerder moet dus opnieuw de door eiseres gestelde vrees voor een reëel risico op ernstige schade in verband met [naam 5] netwerk) en het risico van besnijdenis van haar dochters beoordelen.
13. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak
een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.A. Faulborn, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.