ECLI:NL:RBDHA:2021:1043
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van verzoekster met onbekende nationaliteit, status in Griekenland en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster met een onbekende nationaliteit, die in Gaza is geboren. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Griekse autoriteiten haar een vluchtelingenstatus hadden verleend. De verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 3 februari 2021 heeft de verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar situatie toegelicht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzoekster sinds 18 februari 2020 niet meer in Griekenland verblijft en dat het mogelijk is dat haar status inmiddels is ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er niet op voorhand kan worden uitgesloten dat het beroep van de verzoekster een redelijke kans van slagen heeft. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit te schorsen en te bepalen dat de verzoekster niet mag worden uitgezet totdat er op het beroep is beslist.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster, die zijn vastgesteld op € 534,-. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, in aanwezigheid van mr. A.E. Maas, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.