Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Afghaanse man geboren in 1980, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning om bij zijn in Nederland verblijvende kinderen te kunnen zijn. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door verweerder kennelijk ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 11 augustus 2021 heeft eiser aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar, vooral omdat er belangrijke aspecten aan de orde zijn die raken aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiser heeft verklaard dat er hechte emotionele banden bestaan tussen hem en zijn kinderen, en heeft dit onderbouwd met verklaringen van zijn kinderen en hun moeder. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiser en zijn kinderen, en dat er voldoende reden was om te twijfelen aan de ongegrondheid van het bezwaar.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen, waarbij hij de persoonlijke en bijzondere omstandigheden van eiser in acht moet nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.496. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.