ECLI:NL:RBDHA:2021:10577
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 8 juni 2021 besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft allereerst de vraag beantwoord of er sprake is van procesbelang. De staatssecretaris heeft meegedeeld dat eiser sinds 27 augustus 2021 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat zij eind mei voor het laatst contact heeft gehad met eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen actueel contact is tussen eiser en zijn gemachtigde, en dat eiser niet heeft laten weten waar hij verblijft.
Op basis van vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State concludeert de rechtbank dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder informatie te verstrekken over zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming. Aangezien eiser niet langer prijs lijkt te stellen op asielrechtelijke bescherming in Nederland, heeft hij geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.