ECLI:NL:RBDHA:2021:10614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
NL21.13556 en NL21.13557
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van seksuele geaardheid en de beoordeling van geloofwaardigheid door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse jongeman, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen, waarbij de seksuele geaardheid van de eiser niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de eiser, die op vijftienjarige leeftijd Marokko heeft verlaten en in een cultuur is opgegroeid waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, door zijn verleden van mishandeling en de druk van zijn omgeving, moeite heeft om openhartig te zijn over zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de omstandigheden van de eiser in acht moeten worden genomen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eiser toegewezen, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van de eiser in de hoofdzaak is beslist.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.13556 en NL21.13557
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.L. van Leer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

ProcesverloopBij besluit van 16 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2004. Eiser heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser werd door zijn pleegouders, die hem hebben opgevoed, uitgebuit en op een slechte manier behandeld. Ook heeft er een buurtbewoner geprobeerd hem te misbruiken. Nadat dit bekend is geworden is eiser door jongens uit de buurt uitgescholden. Zij dachten dat eiser homoseksueel was. Eiser kon met deze problemen bij niemand terecht en heeft in oktober 2019 Marokko verlaten. Eiser is via Turkije naar Griekenland vertrokken en is vervolgens door de Balkan richting Nederland gereisd. Tijdens zijn reis heeft eiser [naam 1] en [naam 2] ontmoet. In het nader gehoor heeft hij verklaard over zijn gevoelens voor [naam 1] en [naam 2] .
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Mishandelingen door zijn pleegouders;
  • Poging tot misbruik en bijkomende pesterijen;
  • De seksuele geaardheid van eiser.
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de mishandelingen door de pleegouders ook geloofwaardig geacht. Echter heeft verweerder zich ten aanzien van dit element op het standpunt gesteld dat de mishandelingen onvoldoende zwaarwegend zijn om aan te nemen dat eiser een risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] zal ondergaan. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er voor hem geen mogelijkheid is de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten in te roepen. Verweerder heeft de poging tot misbruik en bijkomende pesterijen niet geloofwaardig geacht. Ook de seksuele geaardheid van eiser is volgens verweerder niet geloofwaardig.
Kennelijk ongegrond
3. Eiser voert aan dat verweerder de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser heeft zich weliswaar bewust ontdaan van zijn paspoort, maar verweerder heeft ook zonder het paspoort de identiteit en nationaliteit van eiser kunnen vaststellen.
3.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser niet ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, onder d, van de Vw [2] . Eiser heeft immers zelf verklaard dat hij in het bezit was van een paspoort maar dat hij deze heeft begraven in Turkije, omdat hij vreesde om teruggestuurd te worden als hij identificerende documenten bij zich zou hebben waaruit zou blijken dat hij uit Marokko afkomstig is. Hiermee is voldaan aan het bepaalde in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw, te weten dat de vreemdeling waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan. Hetgeen eiser hierover heeft aangevoerd is onvoldoende voor een ander oordeel.
Mishandelingen door pleegouders
4. Eiser voert aan dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat eiser de mogelijkheid had om voor de mishandelingen door zijn pleegouders de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten in te roepen. Uit het 2020 Country Reports on Human Rights Practices: Morocco van het US Department of State blijkt dat slachtoffers van kindersmishandeling de bescherming van de autoriteiten niet kunnen inroepen. Eiser voert hierbij ook aan dat verweerder ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij de mishandelingen had kunnen voorkomen door zich anders te gedragen. Eiser was immers nog minderjarig toen de mishandelingen plaatsvonden en afhankelijk van zijn pleegouders.
4.1
De beroepsgrond slaagt niet. Uit het overgelegde rapport van het US Department of State blijkt dat er in het jaar 2019 in 5699 gevallen onderzoek naar kindermisbruik is verricht, daarbij 6399 personen zijn onderzocht en strafrechtelijke vervolgingen voor kindermisbruik zelden worden ingesteld. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het inroepen van de hulp van de autoriteiten niet mogelijk is voor eiser. Uit de informatie uit het rapport blijkt dat de autoriteiten wel actief onderzoek doen naar gevallen van kindermisbruik, waardoor niet is gebleken dat het voor eiser niet mogelijk is om hiervoor de bescherming van de autoriteiten in te roepen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verweerder ter zitting heeft opgemerkt dat ten onrechte de suggestie is gewekt dat eiser de mishandeling had kunnen voorkomen door zich op een andere manier te gedragen. Hetgeen eiser tegen deze tegenwerping heeft aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking meer.
Poging tot misbruik en bijkomende pesterijen
5. Eiser voert aan dat verweerder de poging tot misbruik en de bijkomende pesterijen ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht omdat eiser hierover summier zou hebben verklaard. Eiser heeft niet veel over het voorval kunnen verklaren omdat dit voor hem traumatisch is geweest. Hij heeft wel verklaard dat hij over het incident heeft gesproken met zijn pleegouders, die dit tegen hem zijn gaan gebruiken. Ook voor de poging tot misbruik en de problemen die hij als gevolg daarvan heeft ondervonden, kan eiser de bescherming van de autoriteiten niet inroepen. Eiser verwijst hierbij naar het rapport van het US Department of State.
5.1
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser summier heeft verklaard over de poging tot misbruik. Eiser heeft in zijn asielrelaas naar voren gebracht dat er een buurman geprobeerd heeft hem iets aan te doen, maar heeft verder weinig verklaard over dit incident. Het is begrijpelijk dat dit voor eiser een traumatische ervaring kan zijn geweest en hij het moeilijk vond om hier meer over te verklaren. Echter heeft eiser ook in de zienswijze of op een ander, later, moment in de procedure geen openheid gegeven over de gebeurtenis. Bij deze stand van zaken heeft verweerder dit element niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De beroepsgrond slaagt niet.
Seksuele geaardheid van eiser
6. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser waardoor het voor hem lastig is geweest om uitgebreid te verklaren over zijn seksuele geaardheid. Die omstandigheden bestaan eruit dat hij pas vijftien jaar oud was toen hij Marokko verliet en nu zeventien jaar is, hij zelf heeft aangeven nog te worstelen met zijn geaardheid en hij uit een land komt waar seks met een persoon van hetzelfde geslacht strafbaar is. Ook heeft hij tijdens zijn jeugd in Marokko en tijdens zijn reis naar Nederland veel nare dingen meegemaakt waardoor hij moeite heeft mensen te vertrouwen. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met al deze verschonende omstandigheden, waardoor verweerder in strijd heeft gehandeld met de Werkinstructie 2014/10. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 9 november 2020 [3] .
6.1
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid niet overtuigend geacht. Eiser heeft volgens verweerder allereerst niet inzichtelijk gemaakt of hij op mannen, vrouwen, of beiden valt. In het eerste gehoor antwoordt hij op de vraag of hij een relatie heeft, dat hij geen vriendin heeft, waarmee hij dus enkel refereert aan vrouwen. In het nader gehoor geeft hij vervolgens eerst aan op vrouwen te vallen, waarna hij later in dat gehoor en in het aanvullend gehoor aangeeft dat hij ook op mannen valt. Ook verklaart eiser tegenstrijdig over of hij ooit verliefd is geweest en gevoelens voor meisjes heeft gehad. Uit eisers verklaringen blijkt verder ook niet dat zijn gevoelens voor [naam 1] en [naam 2] meer waren dan enkel vriendschappelijke gevoelens. Eisers verklaringen over [naam 1] en [naam 2] zijn algemeen en summier. Verder heeft eiser ook niet inzichtelijk weten te maken wat het met hem deed om fysiek contact met een andere man/jongen te hebben. Eiser blijft steken in algemeenheden, door te verklaren dat het duidelijk is, het voor zich spreekt en hij niet weet hoe hij dat moet beschrijven. Eiser heeft verder ook ongerijmd verklaard over hoe het voor hem voelde om op jongens te vallen. Eiser heeft verklaard dat hij in het begin voelde dat het niet normaal was dat hij op jongens viel maar dit later normaal werd. Dit rijmt echter niet met de stelling in de zienswijze dat het voor eiser ongemakkelijk voelde en moeilijk was maar hij dit kon loslaten als hij bij iemand was waar hij gevoelens voor heeft, terwijl hij zich alsnog schaamde en bang was voor de reactie van anderen. Voorts heeft eiser niet duidelijk gemaakt waarom het voor iedereen duidelijk zou zijn geweest dat [naam 1] op mannen viel en interesse had in eiser. Dat dit zou blijken uit het feit dat zij bij elkaar zaten en de manier waarop [naam 1] naar eiser keek, is niet aannemelijk. Ten slotte heeft verweerder het bevreemdingwekkend geacht dat eiser steeds met [naam 1] in het openbaar afsprak, terwijl hij ook stelt dat het niet geaccepteerd is in zijn cultuur dat mannen zo met elkaar omgaan en hij daardoor vreesde dat andere mannen dachten dat hij homoseksueel was.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat er bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder onvoldoende rekening is gehouden met de omstandigheden die het voor eiser moeilijk maken om te verklaren over zijn seksuele geaardheid. Verweerder heeft niet kenbaar in het besluit betrokken dat eiser pas vijftien jaar oud was toen hij Marokko verliet, hij ook ten tijde van de gehoren nog minderjarig was en homoseksualiteit in Marokko niet wordt geaccepteerd. Zoals eiser ter zitting heeft aangevoerd blijkt uit de gehoren dat eiser nog zoekende lijkt te zijn en het lastig vindt om over zijn geaardheid te spreken. In eerste instantie heeft eiser zijn geaardheid ook niet naar voren gebracht als reden om Marokko te verlaten en in Nederland asiel aan te vragen. Pas nadat de hoormedewerker hem tijdens het nader gehoor, na een aantal vragen over de gevolgen van de gestelde poging tot misbruik, de vraag stelt of hij op jongens of op meisjes valt, antwoordt eiser dat: ‘’
Meisjes. Maar ik voel me wel een beetje alsof ik neig naar, ik begin een beetje ziek te worden, nou ja, laat maar’’. Als de hoormedewerker later terug komt op het onderwerp en aan eiser vraagt of hij weleens gevoelens heeft gehad voor een jongen, antwoordt eiser: ‘’
Ja, voor vrienden, een beetje, daar voelde ik wel wat voor.’’Later in het gehoor verklaart eiser het (zijn seksuele geaardheid) nog moeilijk te vinden en het nog niet zeker te weten. Eiser geeft ook aan zich een beetje te schamen om dit zo uit te spreken. Gelet op de genoemde omstandigheden heeft verweerder ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over of hij op mannen of vrouwen valt. Ook bij de beoordeling van de overige verklaringen van eiser, over onder meer (de relatie met) [naam 1] en [naam 2] , heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de genoemde omstandigheden onvoldoende betrokken. De beroepsgrond slaagt.
7. Eiser voert verder aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij tegenstrijdig zou hebben verklaard over het verlies van zijn telefoon omdat hij in het nader gehoor heeft verklaard dat zijn telefoon is afgepakt en kapot gemaakt in Kroatië en in het aanvullend gehoor dat hij zijn telefoon in Albanië is kwijtgeraakt. Eiser is tijdens zijn reis door de Balkan in Kroatië zijn telefoon kwijtgeraakt. Eiser is echter in alle landen waar hij doorheen reisde mishandeld door de politie. Onder deze omstandigheden is het niet vreemd dat hij in het gehoor niet duidelijk heeft gezegd dat hij zijn telefoon in Kroatië is verloren.
7.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser inconsistent heeft verklaard over het verlies van zijn telefoon. Immers heeft hij in het nader gehoor verklaard deze te zijn kwijtgeraakt toen hij naar Kroatië ging, maar in het aanvullend gehoor dat hij zijn telefoon onderweg naar Albanië is verloren. Eiser heeft geen afdoende reden kunnen geven voor zijn wisselende verklaringen over het verlies van zijn telefoon. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
8. Eiser voert verder aan dat niet valt in te zien waarom verweerder het opvallend vindt dat eiser wel weet dat je problemen kan krijgen met de autoriteiten omdat homoseksualiteit niet geaccepteerd is, maar niet weet dat dit strafbaar is. Immers heeft eiser zich pas nadat hij Marokko heeft verlaten gerealiseerd dat hij op mannen valt. Hij heeft in Marokko dus nooit echt problemen ondervonden als gevolg van zijn geaardheid, maar heeft wel altijd geweten dat het niet geaccepteerd wordt. Verder is het, anders dan verweerder stelt, niet vreemd dat hij heeft gezegd dat er geen LHBTI-organisaties in Marokko zijn. Eiser is immers opgevoed met het idee dat homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd, waardoor hij zich niet kon voorstellen dat deze organisaties in Marokko zouden bestaan. Voorts heeft verweerder ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij zich niet heeft verdiept in de positie van LHBTI in Nederland. Eiser heeft pas tijdens het gehoor op 26 april 2021 durven erkennen dat hij (ook) op mannen valt. Dat hij dan tijdens het aanvullend gehoor, dat slechts twee weken na het nader gehoor plaatsvond, niks over deze organisaties weet te verklaren is gelet op de korte periode tussen de gehoren niet vreemd.
8.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het opvallend is dat eiser wel stelt te weten dat je problemen met de autoriteiten krijgt omdat homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt, maar niet weet of dit strafbaar is. Met zijn verklaringen heeft hij niet inzichtelijk gemaakt waarom hij dit niet weet, maar wel dat homoseksualiteit door de autoriteiten niet geaccepteerd wordt. Verder heeft verweerder het bevreemdingwekkend geacht dat eiser zegt dat er geen LHBTI-organisaties in Marokko zijn, terwijl uit openbare bronnen blijkt dat deze wel bestaan. Voorts is het niet te volgen dat eiser zich niet verder heeft verdiept in de positie van LHBTI in Nederland.
8.2
Gelet op de omstandigheden zoals genoemd in overweging 6.2 is de rechtbank van oordeel dat verweerder het niet zonder meer bevreemdingwekkend heeft mogen achten dat eiser geen kennis heeft van de strafbaarstelling van homoseksualiteit in Marokko en aangeeft dat er geen LHBTI-organisaties in Marokko zijn. Verweerder heeft de omstandigheden ook onvoldoende betrokken in zijn beoordeling van eisers kennis van LHBTI in Nederland. Daarbij is ook van belang dat eiser pas in het nader gehoor heeft durven erkennen dat hij (ook) op mannen valt en dus weinig tijd heeft gehad om zich hierin te verdiepen. Deze beroepsgrond slaagt.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag, gelet op de in overweging 6.2 en 8.2 geconstateerde gebreken, ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en vernietigt het bestreden besluit. Verweerder dient binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De overige gronden met betrekking tot het terugkeerbesluit behoeven zodoende geen bespreking meer.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
Het verzoek om een voorlopige voorziening
11. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb [4] op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
12. Nu in de hoofdzaak is beslist, is aan het verzoek het belang komen te ontvallen, zodat dit al daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
13. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 748,- te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr.J.P. Ankum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
2.Vreemdelingenwet 2000
4.Algemene wet bestuursrecht