ECLI:NL:RBDHA:2021:10647

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
AWB 21/9384
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak wegens ontbreken connexiteit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel 'familie en gezin' had aangevraagd, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag op 3 december 2020 was afgewezen. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat zijn uitzetting achterwege moest blijven totdat op het bezwaarschrift was beslist.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de relevante artikelen, waaronder artikel 8:81, een beoordeling gemaakt van het verzoek. Het bleek dat de staatssecretaris op 8 maart 2021 op het bezwaar van verzoeker had beslist en dat de beroepstermijn was verstreken zonder dat verzoeker beroep had ingesteld. Hierdoor was de vereiste connexiteit aan het verzoek komen te vervallen, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/9384

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid, van de Awb buiten zitting uitspraak in onderhavig verzoek om een voorlopige voorziening.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening treffen indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld.
2. De voorzieningenrechter is verzocht om hangende bezwaar te bepalen dat verweerder de uitzetting van verzoeker achterwege dient te laten, totdat op het bezwaarschrift is beslist.
3. Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb, wordt, indien een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan nadat bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld en op dit bezwaar of beroep wordt beslist voordat de zitting heeft plaatsgevonden, de verzoeker in de gelegenheid gesteld om beroep bij de bestuursrechter in te stellen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de bestuursrechter.
4. Verweerder heeft bij besluit van 8 maart 2021 op het bezwaar van verzoeker beslist. De beroepstermijn is verstreken en verzoeker heeft geen beroep ingesteld. Gelet op artikel 8:81, tweede lid, van de Awb, is daarom de vereiste connexiteit aan het verzoek komen te vervallen.
5. Het verzoek is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, op 23 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.