ECLI:NL:RBDHA:2021:10653
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aanvraag reguliere verblijfsvergunning en geldigheidsduur verblijfsvergunning in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de geldigheidsduur van een reguliere verblijfsvergunning. Eiseres, een Amerikaanse nationaliteit bezittende vrouw, had een verblijfsvergunning aangevraagd als familie- of gezinslid van haar referente, die een verblijfsvergunning voor haar studie had. De aanvraag van eiseres werd aanvankelijk afgewezen, maar na bezwaar werd deze gegrond verklaard en kreeg eiseres met terugwerkende kracht een verblijfsvergunning verleend. De geldigheidsduur van deze vergunning was echter al verlopen ten tijde van het bestreden besluit, waardoor eiseres geen verblijfsrecht meer had in Nederland. Eiseres was van mening dat verweerder te formalistisch had gehandeld en dat er een verblijfsgat was ontstaan. De rechtbank oordeelde dat de verblijfsvergunning van eiseres terecht tot 1 december 2020 geldig was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.