ECLI:NL:RBDHA:2021:10653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
AWB 21/2887
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvraag reguliere verblijfsvergunning en geldigheidsduur verblijfsvergunning in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de geldigheidsduur van een reguliere verblijfsvergunning. Eiseres, een Amerikaanse nationaliteit bezittende vrouw, had een verblijfsvergunning aangevraagd als familie- of gezinslid van haar referente, die een verblijfsvergunning voor haar studie had. De aanvraag van eiseres werd aanvankelijk afgewezen, maar na bezwaar werd deze gegrond verklaard en kreeg eiseres met terugwerkende kracht een verblijfsvergunning verleend. De geldigheidsduur van deze vergunning was echter al verlopen ten tijde van het bestreden besluit, waardoor eiseres geen verblijfsrecht meer had in Nederland. Eiseres was van mening dat verweerder te formalistisch had gehandeld en dat er een verblijfsgat was ontstaan. De rechtbank oordeelde dat de verblijfsvergunning van eiseres terecht tot 1 december 2020 geldig was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/2887

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Amerikaanse nationaliteit. Zij is de dochter van referente, [naam 2] . Aan referente is een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor haar studie in Nederland verleend, geldig van 1 september 2018 tot 1 december 2020. Eiseres is in 2018 Nederland ingereisd, tezamen met haar halfzusjes, op basis van een visum voor kort verblijf. Ten behoeve van het verblijf van eiseres in Nederland heeft referente op 15 november 2018 een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel ‘familie- of gezinslid bij referente’ aangevraagd. Bij besluit van 11 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
2. Het bezwaar tegen het primaire besluit heeft verweerder bij besluit van 16 mei 2019 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 19 november 2020 [1] heeft deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, het besluit van 16 mei 2019 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, omdat de door verweerder in het kader van artikel 8 van het EVRM [2] gemaakte belangenafweging een deugdelijke motivering en zorgvuldige voorbereiding ontbeerde.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder opnieuw op het bezwaar van eiseres beslist en het bezwaar gegrond verklaard. Verweerder heeft aan eiseres met terugwerkende kracht de gevraagde verblijfsvergunning verleend. De verblijfsvergunning heeft een geldigheidsduur van 15 november 2018 tot 1 december 2020. Het verblijfsrecht van eiseres is afhankelijk van het verblijfsrecht van referente en haar verblijfsvergunning was geldig tot 1 december 2020. Daarom is de verblijfsvergunning van eiseres ook geldig tot 1 december 2020. Nu de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning reeds verlopen was ten tijde van het bestreden besluit, is bij het bestreden besluit vastgesteld dat eiseres geen verblijfsrecht meer in Nederland heeft en dat zij daarom niet meer in Nederland mag zijn.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met de verlopen geldigheidsduur van de verleende verblijfsvergunning. Zij stelt dat verweerder zich te formalistisch heeft opgesteld en dat de uitkomst van het bestreden besluit voorbijgaat aan de menselijke maat. Het lag op de weg van verweerder om eiseres in de gelegenheid te stellen een nieuwe aanvraag voor een verblijfsvergunning in te dienen en ervoor te zorgen dat die aanvraag met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2020 zou lopen. Eiseres en referente hebben inmiddels een nieuwe aanvraag ingediend en verweerder dient de ingangsdatum van de te verlenen verblijfsvergunning vast te stellen op 1 december 2020, zodat geen verblijfsgat ontstaat. Mocht dat niet kunnen, dan dient verweerder het bestreden besluit in zoverre te herzien dat de geldigheidsduur van de verleende verblijfsvergunning doorloopt tot de ingangsdatum van de nieuw te verlenen verblijfsvergunning. Eiseres voert verder aan dat verweerder had moeten wachten met het nemen van het bestreden besluit totdat op de nieuwe aanvraag van referente beslist zou zijn. Tot slot doet eiseres een beroep op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 1 december 2020. [3]
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. In geschil is de geldigheidsduur van de aan eiseres verleende verblijfsvergunning, vanwege het als gevolg daarvan ontstane verblijfsgat.
6. Artikel 3.58, eerste lid en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) bepaalt ten aanzien van de verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel ‘familie- of gezinslid’ dat deze kan worden verleend voor de duur van het verblijfsrecht of de geprivilegieerde status van de hoofdpersoon, maar niet langer dan vijf jaar.
7. De verblijfsvergunning van referente was geldig van 1 september 2018 tot 1 december 2020. Uit door verweerder overgelegde informatie is gebleken dat referente per 21 mei 2021 in het bezit is gesteld van een nieuwe verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel ‘arbeid als zelfstandige’. Dit betekent dat in het geval van referente een verblijfsgat is ontstaan van 1 december 2020 tot 21 mei 2021. Nu het verblijfsrecht van eiseres afhankelijk is van het verblijfsrecht van referente, heeft verweerder terecht vastgesteld dat de verblijfsvergunning van eiseres tot 1 december 2020 geldig kon zijn. Dit betekent dat ook in het geval van eiseres een verblijfsgat is ontstaan. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat verweerder het bestreden besluit gelijktijdig met het besluit op de nieuwe aanvraag van referente had moeten nemen, overweegt de rechtbank dat ook in dat geval een verblijfsgat was ontstaan.
8. Het beroep op de uitspraak van 1 december 2020 van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, slaagt niet. Er is namelijk geen sprake van een vergelijkbaar geval, nu het in die zaak ging om een verlenging van een zelfstandige verblijfsvergunning.
9. Tot slot kan eiseres met deze procedure niet bewerkstelligen dat verweerder de ingangsdatum van een eventueel nieuw te verlenen verblijfsvergunning op 1 december 2020 vast stelt. Indien eiseres het niet eens is met de ingangsdatum van een nieuwe verblijfsvergunning, dient zij daartegen een rechtsmiddel in te stellen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, op 23 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zaaknummer AWB 19/4390.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
3.Zaaknummer AWB 19/10226.