Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2021 de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
23 november 2016 de volgende voorbeeldfuncties voor eiser geduid: Productiemedewerker papier, karton, drukkerij (SBC-code 111174), Productiemedewerker metaal- en elektro-industrie (SBC-code 111171), Samensteller metaalwaren (SBC-code 264140) en Medewerker kleding en textielreiniging (SBC-code 111161). Eiser kon met deze functies meer dan 65% verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd en daarom heeft verweerder zijn ZW-uitkering beëindigd per 13 januari 2017. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is, ondanks een aangepaste FML van 16 mei 2017 en heroverweging van een arbeidsdeskundige, bij besluit 13 juni 2017 ongegrond verklaard. Eiser is daarop in aanmerking gebracht voor een WW-uitkering. Op 13 oktober 2017 heeft eiser zich vanuit de WW ziek gemeld vanwege toegenomen klachten van de nek, rug, linkerarm, linkerhand, linkervoet, visusproblemen en daarnaast kampt hij met psychische klachten. Bij besluit van 1 november 2017 heeft verweerder geweigerd aan eiser een ZW-uitkering toe te kennen, omdat eiser volgens verweerder geschikt is voor zijn eigen werk. Het door eiser tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 20 maart 2018 ongegrond verklaard. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiser, wegens overgevoeligheid voor stof, ongeschikt is voor de functie Productiemedewerker papier, karton, drukkerij. Eiser is volgens verweerder wel geschikt voor de functies Productiemedewerker metaal- en elektro-industrie en Samensteller metaalwaren. Het beroep dat eiser heeft ingesteld is door deze rechtbank bij uitspraak van 19 december 2018 ongegrond verklaard. In de onderhavige procedure gaat het om wat er daarna is gebeurd.
10 oktober 2019 en derhalve na het verstrijken van de beroepstermijn ingediend. De gemachtigde van eiser heeft betoogd dat het bestreden besluit pas op 30 september 2019 op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt, zodat zijn beroepschrift ontvankelijk is. Verweerder daarentegen heeft verklaard dat het bestreden besluit op 24 juni 2019 naar het kantoor van de gemachtigde van eiser is verstuurd. Verweerder heeft verschillende stukken overgelegd om verzending van het bestreden besluit naar de gemachtigde van eiser aannemelijk te maken. Verweerder heeft echter geen verzendadministratie kunnen overleggen. Dit betekent dat verweerder verzending van het bestreden besluit niet aannemelijk heeft gemaakt en de beroepstermijn niet is aangevangen op 25 juni 2019. Hoewel het de rechtbank, evenals verweerder, bevreemdt dat de gemachtigde van eiser pas op 25 september 2019 een ingebrekestelling heeft verstuurd en diezelfde dag bij het KCC een kopie van het bestreden besluit heeft opgevraagd, acht de rechtbank het voorgaande onvoldoende om te oordelen dat de ontkenning van de ontvangst van het bestreden besluit door de gemachtigde van eiser (advocaat) ongeloofwaardig is. Het bestreden besluit is met toezending naar de gemachtigde van eiser op 30 september 2019 op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Het beroepschrift, gedateerd op 10 oktober 2019, is daarmee tijdig ingediend. Het voorgaande brengt met zich dat het beroep ontvankelijk is en de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling.
24 september 2018 voorts op het standpunt gesteld dat de functie van Medewerker kleding en textielreiniging, gelet op de temperatuur en luchtvochtigheid, vanuit arbeidsdeskundig oogpunt minder bruikbaar is. Derhalve dienen volgens hem alleen de functies van Productiemedewerker metaal- en elektro-industrie en Samensteller metaalwaren ten grondslag gelegd te worden aan de arbeidsgeschiktheid verklaring per 13 oktober 2017. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 19 december 2019 geoordeeld dat eiser per
Beslissing
mr. L. Lemmen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2021.